In Nederland delen we leerlingen in naar verschillende niveaus als ze elf of twaalf jaar oud zijn. Dat is in vergelijking met landen om ons heen extreem vroeg. Elders zitten jongeren vaak tot veertien- of zestienjarige leeftijd bij elkaar in de klas. Het idee om het definitieve moment van selectie uit te stellen legden we voor aan zo’n veertig docenten, ouders, leerlingen en schoolleiders. We vroegen degenen die we spraken niet of ze ‘voor’ of ‘tegen’ een tweejarige brede brugklas waren, maar onder welke voorwaarden ze dachten dat het in Nederland zou werken.

Van oktober 2019 tot januari 2020 spraken we met 19 docenten/bestuurders, 12 leerlingen en 9 ouders over de voordelen en voorwaarden voor een tweejarige brede brugklas (vmbo kader- t/m gymnasiumleerlingen in één klas). Tijdens de gesprekken kwamen heel wat andere hartenkreten langs, die we ook optekenden. De groep geïnterviewden was niet representatief voor Nederland. Hogeropgeleiden en randstedelingen zijn oververtegenwoordigd. Generaliseren op basis van deze interviews is lastig, maar toch zijn hieruit enkele grote lijnen te trekken en lessen te leren.

Leerkracht basisschool in Amsterdam

  • ‘Ook in groep 1 en 2 zijn er al ouders die vragen om huiswerk voor hun kinderen. Dan denk ik: ‘Doe normaal laat die kinderen spelen.'
  • ‘Veel hoogopgeleide ouders sturen hun kind al op de basisschool op bijles, wat bijdraagt aan het gevoel onder die ouders dat de school het ‘niet lukt’ om kinderen iets bij te brengen. Vind je het gek, wij geven 30 tot 35 kinderen les en bij bijles is het 1 op 1, logisch dat het kind het dan opeens wel direct snapt.’
  • ‘We hebben zelfs rechtszaken met boze ouders meegemaakt. Ook van verschillende andere collega’s weet ik dat ze om deze reden niet meer voor groep 8 willen lesgeven.’

Volledig interview

‘Het was een bewuste keuze om niet meer voor groep 8 les te geven. Ik heb drie jaar voor groep 8 lesgegeven, maar de brutalere kinderen van groep 8 en ook wel de druk van de ouders vond ik niet leuk. Sinds 2005 heb ik op bijna tien scholen verspreid over Amsterdam gewerkt, van West met haar specifieke problemen tot Oost.

Groep 8 bestaat heus niet alleen uit voorbereiding voor de eindtoets. Dat is een fabeltje. Natuurlijk wordt er bijvoorbeeld een musical voorbereid en wordt er voorbereid op de eindtoets, maar er worden vaak ook nieuwe wiskundemethodes als voorbereiding op de middelbare school aangeleerd.

In groep 7 wordt met de entreetoets al een goede indicatie gegeven van wat het advies zal zijn. Dit is altijd gebaseerd op de inschatting van het gehele team.

Het is trouwens een misvatting dat de toenemende druk pas in groep 8 begint. In groep 1 en 2 zijn er ook al ouders die om huiswerk vragen. Dan denk ik: doe normaal laat die kinderen spelen. De maatschappij is sterk prestatiegericht en ouders eisen heel veel van de scholen.

Ouders komen vanaf groep 4 eigenlijk niet meer op school. Pas na het eindadvies komen er weer veel ouders, met name hoogopgeleide, gesitueerde ouders die ontevreden zijn en zeggen: ‘Mijn kind kan meer aan.’’ Dan hebben we acht jaar lang twee keer per jaar gesprekken en rapporten gehad; het advies komt niet uit de lucht vallen.

Dat er een te laag advies wordt gegeven komt slechts incidenteel voor. Soms zijn er een paar kinderen die een blackout krijgen tijdens de eindtoets, maar zelfs dan zie je dat vaak wel aankomen, daar kun je op inspelen. Ouders moeten echt leren de school te vertrouwen als het gaat om het advies.

Veel hoogopgeleide ouders sturen hun kind al op de basisschool op bijles, wat bijdraagt aan het gevoel onder die ouders dat het de school ‘niet lukt’ om kinderen iets bij te brengen. Vind je het gek, wij geven 30 tot 35 kinderen les en bij bijles is het 1 op 1, logisch dat het kind het dan opeens wel direct snapt.

Daarnaast speelt mee dat deze ouders allesbehalve gymnasium niet goed genoeg vinden, zelfs havo niet. De druk op het schooladvies heeft sterk te maken met het bestaan van stigma’s op niveaus. Deze ouders hebben vaak zelf universiteit gedaan, hebben geen beeld bij het vmbo, en verwachten dat hun kind dan ook ‘gewoon’ de universiteit gaat doen. We hebben zelfs rechtszaken van boze ouders meegemaakt. Ook van verschillende andere collega’s weet ik dat ze om deze reden niet meer voor groep 8 willen lesgeven. Lager opgeleide ouders accepteren het advies makkelijker.'

Docent klassieke talen categoraal gymnasium Den Haag

  • Dat ouders vaak een doorslaggevende rol hebben in de keuze voor de school zie je heel duidelijk aan de kinderen die in de eerste klas niet gemotiveerd zijn om het extra stapje voor Latijn en Grieks te zetten.’
  • ‘Een voorwaarde voor een brede brugklas zijn kleinere groepen van ongeveer 23 leerlingen en docenten die beter geschoold zijn op differentiatie. Het vergt ook extra tijd van docenten want ze moeten eigenlijk gewoon drie lessen voorbereiden in plaats van een les. Een brede brugklas waar klassieke talen wordt gegeven kan het beste vanaf havo/vwo-niveau.’

Volledig interview

‘Ik werk nu inmiddels zes jaar op dit categorale gymnasium, maar heb ook wel een beeld van wat er buiten speelt want ik heb bijvoorbeeld mijn stage op een brede scholengemeenschap gelopen. Het was een bewuste keuze om op een categoraal gymnasium te werken. De status van het vak en de initiële interesse van leerlingen voor het vak is groter dan op een brede scholengemeenschap.

Het aanbod in klassieke talen is voor veel ouders niet de belangrijkste reden om te kiezen voor het gymnasium. Als mentor spreek ik veel met ouders en de belangrijkste reden die ze geven is dat het simpelweg het hoogste niveau is. Dat de school er eigenlijk verder niet toe doet, blijkt uit het feit dat bijna één op de drie ouders niet eens naar een open dag komt.

Ouders hebben vaak toch een doorslaggevende rol bij de keuze voor de school. Kinderen van deze ouders zijn in de eerste klas ‘niet gemotiveerd om dat extra stapje voor Latijn en Grieks te zetten, maar van thuis uit horen ze dat ze het moeten doen’.

Deze groep kinderen zit op de basisschool tot de eindtoets vaak op ongeveer havo-niveau, maar krijgt dan extra trainingen en scoren daardoor uiteindelijk hoger. Dat er sprake is van overadvisering merk je soms pas in de derde klas, maar soms ook al direct aan de vragen die de kinderen stellen.

Alhoewel sommige eindtoetsen, zoals de IEP-toets ‘in principe heel goed werken, is het probleem dat je ervoor kunt trainen - het zijn vooral feitjes die worden getoetst, terwijl we meer het abstracte denkniveau zouden moeten toetsen. Een ‘eindtoets in de eerste of tweede klas van het voortgezet onderwijs zou beter zijn, want het geeft meer overstapmogelijkheden. Het zou met name goed zijn voor ‘niet-Westerse migranten of sociaaleconomisch zwakkere kinderen met weinig steun van thuis, die geen mogelijkheid tot bijles of extra ondersteuning hebben.

Er is ook een grote groep kinderen voor wie het gymnasium precies goed is. Deze groep blijft vragen stellen en wil meer weten in de les. Ze zijn heel erg blij dat dat dan op het gymnasium eindelijk kan. Ze horen hier thuis en doen heel actief mee in de les.’

Belangrijke voorwaarden voor het succes van een brede brugklas zijn kleinere groepen van ongeveer 23 leerlingen en betere docenten die beter geschoold zijn op differentiatie. Daarnaast is het goed om te beseffen dat een brede brugklas ook extra tijd vergt van docenten, want ze moeten eigenlijk gewoon drie lessen voorbereiden waar anders maar één les voorbereid hoeft te worden.

Een havo/vwo brede brugklas geef ik een grotere kans dan een brugklas over de volle breedte van vmbo t/m vwo. We zien nu al een noodzaak hier op het categorale gymnasium te differentiëren, dus het is een hele taak om dat dan ook nog voor havo-leerlingen te doen.

Als ik ook voor vmbo’ers en havisten klassieke talen zou moeten geven, kan dat waarschijnlijk beter ‘meer op cultuur’ ingestoken worden. Ik heb klassieke talen op een brede scholengemeenschap ook aan de havo-klassen gegeven en je zag geen groot verschil tussen havo- en vwo-leerlingen in die klas. Maar met name de abstracte vakken in de brede brugklas zullen moeilijk zijn. Niet alle kinderen kunnen analytisch over taal nadenken. Je zult je moeten afvragen wat we van die brede brugklas willen: wil je hetzelfde behalen als nu, of veranderen we het vak geheel en geven we het ook op vmbo?

Problematisch is dat kinderen die op onze categorale school zitten en het hier niet redden in de vierde klas, van school moeten en dat geen andere school ze dan nog willen aannemen. De gemeente geeft veel vrijheid aan de scholen, maar hoe hoger kinderen komen hoe meer ze hierdoor vastlopen.

Alhoewel ons categorale gymnasium kinderen van veel verschillende sociaaleconomische en culturele achtergronden heeft, blijft het een gemeenschap van gelijkgestemden en mengen de groepjes in de klas eigenlijk niet. Als docent gebruik ik daarom een aantal middelen bij het indelen van groepjes tijdens samenwerkopdrachten, zoals willekeurige groepsindelingen via de computer.

In het onderwijs ligt te veel nadruk op vernieuwing. Er wordt te veel geëxperimenteerd met nieuwe vormen van onderwijs, gepersonaliseerd leren bijvoorbeeld. Dat is funest voor kinderen met een slechtere sociaaleconomische achtergrond en het vergroot ongelijke kansen in het onderwijs. Een docent moet dingen uitleggen, leiding nemen en vertellen wat er te leren valt. Als kinderen vanuit huis niet meekrijgen wat belangrijk is om te leren of wat goed is om te leren, dan zullen ze in dit soort gepersonaliseerd onderwijs niets leren.’

Voormalig docent brede school in Amsterdam

  • Het belangrijkste is dat vwo’ers niet denken dat ze beter zijn dan een ander en in hun leven alleen nog vmbo’ers tegenkomen als ze een loodgieter nodig hebben. Het is goed om te zien dat kinderen van verschillende niveaus bij ons op school met elkaar bevriend zijn.
  • ‘Ik sta helemaal achter het idee van de brede brugklas. De hersenen van een puber zijn nog volop in ontwikkeling rond groep 8 waardoor het keuzemoment eigenlijk te vroeg komt.’ Als je kinderen van twaalf ‘veroordeelt’ tot het vmbo wordt opstroom erg moeilijk.’
  • ‘Wanneer een leerling zich verveelt, ligt dat aan de differentiatiecapaciteit van de docent’

Volledig interview

'Ik gaf les aan een middelbare school in de Bijlmer met een brede brugklas. Dat houdt in dat alle leerlingen de eerste twee jaar bij elkaar in de klas zitten: alle vmbo-niveaus, havo en vwo.

Ik sta helemaal achter het idee van de brede brugklas. De hersenen van een puber zijn nog volop in ontwikkeling rond groep 8 waardoor het keuzemoment eigenlijk te vroeg komt. Als je kinderen van twaalf ‘veroordeelt’ tot het vmbo wordt opstroom erg moeilijk. De school waar ik lesgaf, heeft alle klassen in huis waardoor de leerling de ruimte gegeven wordt om makkelijker door te stromen. Bovendien bestaat er de mogelijkheid om in de brugklas een tijd een hoger niveau te proberen.

Het nut van de niveaus samenvoegen ligt volgens mij in de ontwikkeling van de leerlingen. De leerlingen zien van elkaar wat ze kunnen, wat mogelijk is en de verschillende manieren om met de stof om te gaan. Sommige leerlingen zijn bijvoorbeeld cognitief niet heel sterk maar kunnen bij techniek de beste van de klas zijn. Deze leerlingen kunnen dan andere leerlingen bij techniek de bedoeling uitleggen waardoor de kennisoverdracht ook eens andersom gaat. Dit is een heel belangrijk aspect van de brede brugklas: het idee dat leerlingen elkaar kunnen helpen.

Om een brede brugklas te kunnen laten werken is het volgens mij van cruciaal belang dat de klassen niet te groot zijn. Op mijn school werken we met maximaal zesentwintig leerlingen. Ook moet er een goede mix zijn van leerlingen wat betreft niveau en gender. De niveaus moeten in verhouding zijn: 40% vmbo, 30% havo en 30% vwo. De klassen moeten worden samengesteld alsof het een afspiegeling is van de samenleving.

Het is belangrijk om kleinschaligheid na te streven zodat leerlingen het gevoel hebben dat ze gezien worden. Om deze reden heeft de school kleine afdelingen: deelscholen met acht klassen en die les hebben van dezelfde docenten.

Docenten moeten van goeden huize komen omdat ze alle niveaus in één klas moeten kunnen bedienen. Dit moet op de opleidingen worden getraind. Er waren ook wel docenten bij ons op school die na een korte of lange tijd vertrokken omdat ze het niet aankonden. Niet elke docent is geschikt: je moet het zien zitten en je moet weten waarvoor je het doet. Wanneer een leerling zich verveelt, ligt dat aan de differentiatiecapaciteit van de docent. Je moet als docent altijd genoeg materiaal achter de hand hebben zodat de leerling vooruit kan. Uitdaging is het belangrijkste: dit helpt ook voor de motivatie. Het is ook belangrijk om je te realiseren dat niet iedere leerling hoeft op te stromen. Het hoogste is niet altijd het beste: de leerling moet ook gelukkig zijn met het niveau en niet op zijn of haar tenen lopen.

Op mijn school zijn alle lokalen groot zodat elke les kan worden begonnen in een kring. We beginnen de les met een kring en eindigen met een kring, zodat elke leerling zich gezien voelt. Iedereen moet zichtbaar zijn dus zijn hoofddeksels verboden, behalve uit religieuze overtuiging. De docent is ook onderdeel van de kring: iedereen is onderdeel van de kleine maatschappij.

In de kring leren de kinderen in het openbaar spreken. Ook is er op mijn school een grote rol weggelegd voor de mentor. De mentor kent de leerlingen heel goed en ziet hen wel vijf keer per week. Er is ook geen docentenkamer, de docenten pauzeren in een brede gang zodat de docenten toegankelijk zijn voor de leerlingen.

De brede brugklas zou een oplossing kunnen zijn voor de problemen op veel vmbo-scholen. We krijgen veel bezoek van vmbo-docenten die aan ons vragen waarom wij geen grote problemen hebben met betrekking tot de veiligheid in de school. Tuurlijk gebeurt er bij ons ook wel eens wat, maar de problemen hebben niet de omvang van een gemiddelde vmbo-school.

Een groot probleem blijft het aantrekken van genoeg vwo’ers. Maar vwo’ers kunnen heel veel leren van de vmbo’ers. Vmbo’ers zijn bijvoorbeeld veel mondiger. Het belangrijkste is dat vwo’ers niet denken dat ze beter zijn dan een ander, en dat ze in hun leven alleen nog vmbo’ers tegenkomen als ze een loodgieter nodig hebben. Het is goed om te zien dat kinderen van verschillende niveaus bij ons op school bevriend zijn.

Op mijn school begint de leerling op het niveau dat hij of zij als advies heeft gekregen van de basisschool. De school gebruikt wel boeken die toepasbaar zijn voor meerdere niveaus, met verdiepings- of herhalingsvragen. De docenten proberen de leerling dan uit te dagen om wat meer verdiepingsvragen te maken. Het gebeurt ook dat leerlingen zelf om uitdaging vragen. Na het eerste jaar wordt de stand besproken en in de tweede klas gebeurt hetzelfde. Aan het eind van het tweede jaar kijken de docenten samen met de leerlingen naar welk niveau de leerling gaat. Op mijn school is er overigens vaker sprake van leerlingen die opstromen dan leerlingen die afstromen. De afstroom heeft bovendien niet vaak te maken met cognitieve vaardigheden maar meer met de pubertijd of dat er thuis wat aan de hand is. Dat kan allemaal een rol spelen in het functioneren van de leerling.'

Directeur van een basisschool in een dorp in Noord-Holland

  • ‘Ik weet dat er ouders zijn die dure bijlessen inhuren bij studiebureaus hier in de regio, die toetsen bijkopen. Sommigen zouden – denk ik – zover gaan dat het echt corruptie wordt als ze konden, door mij of de docenten om te kopen.’
  • ‘Aan die lage salariëring voor mbo’ers moet echt iets gedaan worden. En het is gek dat hbo'ers en wo'ers wel een beroep kunnen doen op de lerarenbeurs, maar mbo’ers niet.’
  • ‘De gemeente heeft geen extra budget voor taallessen voor deze kinderen voordat ze naar school gaan. En als ze op school zitten en dus de taal niet spreken, moet de school het maar oplossen. In de grote steden is daar veel meer beleid voor dan hier, dat is wel scheef.’

Volledig interview

‘De ouders van kinderen op deze school vinden over het algemeen allemaal dat hun kinderen naar het vwo kunnen. Er is best veel druk van ouders en dat levert lastige gesprekken op soms. Ik weet dat er ouders zijn die dure bijlessen inkopen bij studiebureaus hier in de regio, die toetsen bijkopen. Sommigen zouden – denk ik – zover gaan dat het echt corruptie wordt als ze konden, door mij of de docenten om te kopen. Met etentjes, of door dingen voor school aan te schaffen. Daar letten we streng op: dat we niets aannemen, wel dankbaarheid natuurlijk: ik zeg altijd tegen de leraren dat ze zich niet mogen laten belonen door ouders.

We hebben hier gelukkig een vast team, ook een vaste flexibele ploeg. Daar hebben we al jaren in geïnvesteerd, en daar plukken we nu de vruchten van. Zelfs bij een griepgolf hebben we voldoende personeel. Nu hebben we te veel krachten, maar die worden ingezet als extra inzet in de klassen die dat goed kunnen gebruiken.

Sowieso zou ik het liefst in elke klas een ondersteuner hebben rondlopen. We hebben nu een paar heel goede mbo’ers. Die zouden prima kunnen doorstromen om docent te worden. Maar ze verdienen zo weinig, dat ze die opleidingskosten zelf niet kunnen opbrengen. De koepel waar deze school onder valt, gaat nu die kosten voor haar rekening nemen, zodat deze ondersteuners naar de pabo kunnen, met een werkgarantie daarna. Aan die lage salariëring voor mbo’ers moet echt iets gedaan worden.

Maar daarnaast is het toch ook gek dat hbo’ers en wo’ers wel een beroep kunnen doen op de lerarenbeurs, maar mbo’ers niet? Dat zou echt moeten veranderen. Zo kun je veel meer docenten krijgen.

Ook bij de buitenschoolse opvang die bij deze school zit, werken heel goede krachten. Die zou ik ook wel als ondersteuning in de klassen willen inzetten – zij kennen onze kinderen tenslotte al. We proberen nu ook goed samen te werken, door het pedagogisch klimaat aan te laten sluiten. Ook een deel van die mensen zou kunnen doorstromen.

Dat kost wel geld ja: in alle klassen een ondersteuner bieden. Maar het zou echt enorm veel schelen. Voor de kinderen, want sommigen hebben het echt nodig zich gezien te voelen. En voor de leerkracht, die veel uit handen kan geven dan.

Ik ken hier in de regio ook een VO-school die bekend staat om zijn coulante aannamebeleid. Die laat kinderen op een hoger niveau instromen dan ons advies is, maar belt dan later wel dat het niet gelukt is. Ouders weten die school dus ook te vinden.

We hebben hier ook steeds meer vluchtelingenkinderen. Die kampen met een taalachterstand natuurlijk. En met ouders die niet alleen de taal niet spreken, maar ook de weg niet kennen, zich niet thuis voelen. We proberen die zo goed mogelijk te helpen. Voor een jongetje dat nu bij de kleuters zit, hebben we een aparte leerkracht ingehuurd - voor taallessen. Dat kan omdat dat dit jaar in het budget past. Maar er is niets structureel geregeld, ook niet op het niveau over de scholen heen.

De gemeente heeft geen extra budget voor taallessen voor deze kinderen voordat ze naar school gaan. En als ze op school zitten en dus de taal niet spreken, moet de school het maar oplossen. In de grote steden is daar veel meer beleid voor dan hier, dat is wel scheef.

Ik denk dat ongelijke kansen hier minder spelen dan in grote steden. We proberen echt alle kinderen zo eerlijk mogelijk te adviseren, ook als ze uit een gezin komen waarvan je denkt: die krijgt helemaal niets mee op het gebied van school. Vorig jaar is een Syrisch meisje dat hier pas twee jaar zat, toch naar een vmbo/havo-klas gegaan, terwijl we een jaar daarvoor nog dachten dat ze naar het praktijkonderwijs zou doorstromen. We proberen echt iedereen alle kansen te geven om te groeien.

Dat leerlingen met een verschillend schoolniveau elkaar later in het leven niet meer tegenkomen vind ik een groot probleem. Ik zie dat ook bij mijn eigen kinderen: die zien in hun leven niemand meer die niet universitair geschoold is. Wat dat betreft zou ik een brede brugklas een goed idee vinden. En voor veel jongens zou het ook goed zijn denk ik. Ik vind jullie voorstel dus wel interessant.

Voor groep 8 zal het betekenen dat we veel meer tijd hebben om in te zetten op andere dingen, dan toewerken naar de eindtoets. Groep 7 is een heel intensief jaar, je zou van groep 8 net zo’n intensief jaar kunnen maken wat leren betreft, en kinderen echt gericht kunnen voorbereiden op het voortgezet onderwijs.

Wel denk ik dan meteen aan de inspectie. Stel dat we geen eindtoets meer hebben in groep 8, hoe gaat de inspectie ons dan afrekenen? Blijft dan niet alsnog de druk bestaan op het advies dat je die kinderen meegeeft? Want je zult ze alsnog een advies mee moeten geven voor het voortgezet onderwijs. De inspectie toetst nu zo strikt op de meetbare resultaten, als je echt wat wilt veranderen moet die inspectie ook anders meten.’

Rector middelbare school Almere

  • ‘Het wordt steeds moeilijker een brede school te blijven.’
  • ‘Voor deze school zou het heel aantrekkelijk zijn als brede, tweejarige brugklassen gestimuleerd zouden worden. Maar ik denk niet dat je dit moet opleggen aan alle scholen: niet alle scholen zullen hiermee overweg kunnen, en niet alle docenten zijn in staat en willen op deze manier werken.’
  • ‘Ik denk dat als die bbo/kbo-leerlingen in een klas zitten samen met mavo en havo en vwo-leerlingen – in eenzelfde verhouding zoals onze schoolpopulatie nu is – dat ze zich niet het afvoerputje meer voelen. Dan horen ze erbij. Dan zijn het gewoon klasgenoten.’
  • ‘Acht jaar geleden was er in Almere wel geld voor het onderwijs. Zo zie je hoeveel verschil een ander college kan geven. Ik heb met dat geld verschrikkelijk mooie dingen gedaan. De doorstroom van mavo naar havo bevorderen bijvoorbeeld. Door extra wiskundelessen te geven in mavo 4, door de mentor van havo 4 extra tijd te geven voor begeleiding, door bijlessen in te kopen bij Lyceo voor deze leerlingen: iedere leerling tien lessen waarbij ze zelf mochten kiezen aan welk vak ze dat besteedden. Dat had een heel goed effect. Maar die subsidie was tijdelijk. Dat vind ik wel een voorwaarde: dat subsidies niet tijdelijk moeten zijn. Want dan moet je alles wat je ermee opbouwt na een tijdje weer stoppen.’

Volledig interview

‘Wat goed dat jullie politieke voorstellen willen toetsen in de praktijk, voordat je erover beslist. Dat gaat vaak mis, dan denk ik: mensen hebben echt geen idee hoe dit in de praktijk uitwerkt.

Vandaag wordt bijvoorbeeld in de Kamer het voorstel behandeld om de vrijwillige ouderbijdrage af te schaffen voor extra programma’s die scholen aanbieden. Voor ons zou dat funest zijn. Wij bieden onze leerlingen tweetalig onderwijs, van mavo t/m vwo-niveau. Leerlingen die dat volgen betalen een hogere ouderbijdrage. We houden dat zo goedkoop mogelijk, en vergeleken bij andere scholen die dit aanbieden zijn we heel goedkoop. Het kost over de hele schoolloopbaan 200 tot 300 euro extra per kind.

Maar als we voor het tweetalige onderwijs niet meer via de ouderbijdrage een vergoeding mogen vragen, kunnen we in Almere dat onderwijs niet meer aanbieden. Niet alleen de ouders die weinig geld hebben zullen dan niet meer betalen, maar er zijn hier ook heel veel mensen die vinden dat ze overal te veel voor betalen. En die zullen dan ook niet betalen. Dan moeten we dus stoppen met TTO.

Het resultaat zal zijn dan dat onze kinderen in Almere geen TTO meer kunnen volgen, en leerlingen in rijke buurten of steden wel. Terwijl het juist voor onze kinderen zo belangrijk is dat ze deze kans krijgen. Deze school staat midden tussen de vier armste postcodegebieden van Almere.

Ouders bemoeien zich vaak nauwelijks met school. Ze kennen het verschil tussen vmbo of vwo niet. Als deze kinderen de kans krijgen tweetalig onderwijs te volgen, biedt ze dat echt iets extra’s wat het verschil kan maken in de rest van hun leven.

We zijn een brede school, maar deze school staat wel onder druk. Het aantal leerlingen krimpt. Daardoor wordt het steeds moeilijker een brede school te blijven. De schaalvoordelen die we eerst hadden verdwijnen, en het is lastig havo/vwo-leerlingen aan te trekken. Almere is sowieso een taalarme stad. Kinderen beginnen hier al met een enorme taalachterstand, wat het verschrikkelijk hard werken maakt om ze op deze school op een goed niveau te krijgen.

Wat ook niet helpt is dat het college geen budget voor onderwijs heeft begroot. De scholen moeten zelf hun broek ophouden is het devies. Acht jaar geleden waren er nog wel budgetten.

Als er problemen zijn op de school - en die zijn er altijd op dit soort scholen – wil je dat eigenlijk niet zeggen, ook niet bij de gemeente. Want dan krijgt de school een slechte naam, alleen al onder de ambtenaren die op het stadhuis werken. En dat zijn juist de ouders die hun kind naar de havo en vwo-klassen doen. Die kinderen hebben we hard nodig op onze school.

Sowieso vind ik het onbestaanbaar dat de vier grote steden veel meer geld voor ondersteuning van de scholen hebben. Amsterdam kiest er als stad voor in onderwijs te investeren, maar krijgt ook substantieel meer geld van het rijk omdat het een van de vier grote steden is. Net als Rotterdam. Terwijl wij hier in Almere ook met enorme achterstandswijken kampen. Met armoede, laaggeletterdheid et cetera.

De leerlingenpopulatie van onze school bestaat voor een derde uit vmbo bbo/kbo, een derde mavo en een derde havo/vwo-leerlingen.

Voor deze school zou het heel aantrekkelijk zijn als brede, tweejarige brugklassen gestimuleerd zouden worden. Ik kan me voorstellen dat je wel de laagste twee niveaus – bbo/kbo – dat je daar een apart programma voor ontwikkelt… Nee: ik denk dat je die erbij moet pakken. Veel van onze docenten zouden het ook kunnen. We hebben hier eerstegraadsdocenten die lesgeven in vmbo-klassen. Omdat ze dat leuk vinden, maar ook omdat we door de krimp moeten schuiven met hun inzet. Als je klassen maakt van 16 kinderen (zoals nu de vmbo-klassen) moet het kunnen.

Je moet gedifferentieerd naar die leerlingen kunnen kijken. Met meer inzet van digitale middelen zou dat goed moeten kunnen. Wij hebben daar een inhaalslag te maken, maar vanaf dit jaar moeten alle leerlingen sowieso een device hebben.

Ik denk trouwens niet dat je dit moet opleggen aan alle scholen: niet alle scholen zullen hiermee overweg kunnen, en niet alle docenten zijn in staat en willen op deze manier werken.

Met alles wat ik wil doen, loop ik nu tegen het probleem van geld aan. Ik wil graag investeren in de bbo/kbo-klassen. Die leerlingen voelen zich hier op school toch een beetje het afvoerputje. Ze zien de havo/vwo-klassen en alle activiteiten die zij ondernemen… Op initiatief van een aantal docenten is de brugklas van het vmbo dit jaar voor het eerst op kamp gegaan. Een uitje dat alleen zij hebben: de mavo en havo/vwo-klassen doen dat niet. Dat is goed: dat zij iets hebben dat de anderen niet hebben. Voor die kinderen is zo’n uitje van onschatbare waarde. Ze zijn gaan kamperen in Blaricum. Niets bijzonders. Maar de meeste van die kinderen hebben nog nooit in een tent geslapen. Aan de ene kant zetten hun ouders ze wel hele dagen op straat om te spelen, maar aan de andere kant worden ze enorm klein gehouden thuis. Hier leren ze zelfstandigheid.

De kosten waren € 70 euro. Van de negentig kinderen die mee gingen hebben er drie niet betaald, dus dat lost zich wel op. Een aantal heeft een betalingsregeling.

Ik baal er dan wel van dat scholen in de grote steden veel meer geld hebben om dit soort dingen te doen. Veel rijksmiddelen zijn ook voor de basisschool, niet voor het voortgezet onderwijs.

Ik denk dat als die bbo/kbo-leerlingen in een klas zitten samen met mavo en havo en vwo-leerlingen – in eenzelfde verhouding zoals onze schoolpopulatie nu is – dat ze zich niet het afvoerputje meer voelen. Dan horen ze erbij. Dan zijn het gewoon klasgenoten.

30% van onze mavo-leerlingen stroomt nu door naar de havo. Dat is een hoog percentage. Heel lang had onze school slechte resultaten doordat we alle kinderen meteen zo hoog mogelijk indeelden. Daar zijn we nu van teruggekomen. Ze kunnen beter stapelen dan altijd op hun tenen lopen. Voor een kind is het ook leuker om twee keer te slagen: eenmaal op de mavo en daarna op de havo. Dat is beter dan een keer blijven zitten op de havo en met veel hangen en wurgen en vijfjes en zesjes het examen halen. Kansen geven betekent een kind laten excelleren op het niveau dat op dat moment bij hem of haar past.

Waar we veel last van hebben is de inspectiemode. Dat is heel erg op afrekening gericht, sinds een jaar of tien denk ik, ik weet niet zo goed wanneer dat begon. De druk om hoog te presteren is groot.

In Almere wonen hier veel middelbaar opgeleide mensen. Veel basisscholen in deze regio zijn zwakke scholen geweest. Die scoren nu wel weer goed, maar voor een deel poetsen zij hun scores cosmetisch op, door te trainen op toetsen bijvoorbeeld. Dan zeggen ze: hier heb je een mooie havo-leerling, maar dan moeten wij die leerling nog enorm veel basiskennis bijbrengen.

Een andere voorwaarde voor zo’n brede brugklas is dat het scholingsbudget omhooggaat. Ik zou dan de autonomie bij de scholen leggen hoe ze dat geld besteden. Subsidiepotjes – m.n. die van gemeenten – gaan nu samen met enorm veel verantwoordingsdrift. Het werkt veel beter om een zak geld te geven met een bepaald doel, en dit achteraf te laten verantwoorden.

Acht jaar geleden was er in Almere wel geld voor het onderwijs. Zo zie je hoeveel verschil een ander college kan geven. Ik heb met dat geld verschrikkelijk mooie dingen gedaan. De doorstroom van mavo naar havo bevorderen bijvoorbeeld. Door extra wiskundelessen te geven in mavo 4, door de mentor van havo 4 extra tijd te geven voor begeleiding, door bijlessen in te kopen bij Lyceo voor deze leerlingen: iedere leerling 10 lessen waarbij ze zelf mochten kiezen aan welk vak ze dat besteedden.

Dat had een heel goed effect. Maar die subsidie was tijdelijk. Dat vind ik wel een voorwaarde: dat subsidies niet tijdelijk moeten zijn. Want dan moet je alles wat je ermee opbouwt na een tijdje weer stoppen.'

Schoolbestuurder die na zijn pensioen nog bijna fulltime werkzaam is als interim bestuurder

  • ‘Vroeger was ik fervent voorstander van de middenschool, tegenwoordig ben ik sceptisch over de haalbaarheid en effectiviteit daarvan.’
  • ‘Het is niet een kwestie van kwaliteit dat bepaalde scholen zwarte scholen blijven. De uitdrukking ‘kwaliteit bewijst zichzelf’ is in onderwijsland onzin.’
  • ‘Ik zie een tweejarige brede brugklas niet werken als er van alle kanten (schoolleiders, ouders, leerlingen) zoveel weerstand is. Je krijgt dan misschien juist wel meer polarisatie.’
  • ‘Geef de lokale overheid veel meer bevoegdheden om iets te vinden van de inrichting van ons onderwijs. Bijvoorbeeld – ik improviseer - door 5% (of 10% of 25%) van de rijkssubsidie die scholen krijgen afhankelijk te maken van een goedkeuring door de gemeente.’

Volledig interview

‘Ik heb zowel gewerkt op brede scholengemeenschappen, als op categorale gymnasia. Zowel in de Randstad, als in het noorden van het land. Vroeger was ik fervent voorstander van de middenschool, tegenwoordig ben ik sceptisch over de haalbaarheid en effectiviteit daarvan.

De vroege selectie, op elfjarige leeftijd, is natuurlijk problematisch. Daar zijn bijna alle partijen het over eens. Maar het huidige systeem werkt wel in het voordeel van een bepaalde groep, waaronder degenen die het beleid maken.

Het systeem zoals we dat nu hebben versterkt de kansenongelijkheid. Ook als directeuren inzetten op brede scholen, bijvoorbeeld omdat ze daar extra geld voor krijgen vanuit de gemeente, richten ze in de praktijk vaak aparte vwo-brugklassen in. Om havo- en vwo-leerlingen te trekken.

Die directeuren zeggen dan wel dat ze wat aan de kansenongelijkheid willen doen, maar in de praktijk versterken ze de ongelijkheid. Voor schoolbesturen geldt hetzelfde verhaal. Die laten zich voor een heel groot deel ook leiden door marktwerking, door het vergroten (of in elk geval behouden) van ‘marktaandeel’ voor hun school.

Het grote nadeel van zwarte vmbo-scholen is dat kinderen daar niet zo goed van elkaar kunnen leren. Ze leren ook niet zoveel vanuit thuis. Dus alles moet van de school komen. Vaak zetten dat soort scholen enorm in op het inhalen van achterstanden, en krijgen leerlingen 7 uur Nederlands per week en 6 uur wiskunde per week. Dat gaat ten koste van al het andere dat er op school ook nog geleerd kan worden. Elk ander die een ‘gemiddeld’ kind heeft, kijkt wel uit zijn kind naar die school te laten gaan.

Echt veranderen wil niemand: besturen niet, directeuren niet, ouders niet, de kinderen niet.

Echte verandering teweegbrengen is daarom moeilijk. Het voortgezet onderwijs in Nederland is al honderd jaar hetzelfde. Het verandert niet omdat iedereen die daar invloed op zou hebben, er geen belang bij heeft dat het verandert.

Ook als je een brede tweejarige brugklas verplicht maakt, of sterk financieel daarop stuurt met subsidies, houd je altijd nog het fenomeen van ‘soort zoekt soort’. Dat blijft ook als je alleen maar brede scholen hebt. Je krijgt alsnog cultureel homogene scholen, tenminste in de grote steden. Je hebt nog steeds de scholen waar alles op alles gezet wordt om de kinderen op niveau te krijgen met taal en rekenen, en je hebt nog steeds de scholen waar heel veel extra is, de vrije scholen, montessorischolen en noem maar op.

Als je een zwarte school in een arme buurt hebt staan, krijg je die nooit gemengd. Je zult die school dus moeten verplaatsen, of samenvoegen desnoods met een andere school om menging tot stand te brengen. En dan moet je een aanbod bieden dat ook aantrekkelijk is voor de hoogopgeleide ouders.

Het is niet een kwestie van kwaliteit dat bepaalde scholen zwarte scholen blijven. De uitdrukking ‘kwaliteit bewijst zichzelf’ is in onderwijsland onzin.

De segregatie wordt groter, en ik ben sceptisch over de mogelijkheden die je hiertegen kunt ondernemen. Maar je moet het wel blijven proberen.

Wat betreft een brede brugklas van twee jaar waarin alle niveaus samen les krijgen:

  1. Het kan niet is onzin. Pedagogische kwaliteiten van docenten zijn in deze denk ik wel nog belangrijker dan didactische kwaliteiten.
  2. Ik twijfel over de havo/vwo’ers. In zo’n brede klas gaan die toch een beetje achteroverleunen. Een havo-plus leerling wordt dan niet snel een vwo’er.
  3. Voor vmbo’ers zou het heel goed kunnen zijn, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan (pedagogisch, klassengrootte, opleidingen etc)

Maar ik zie het niet werken als er van alle kanten (schoolleiders, ouders, leerlingen) zoveel weerstand is. Je krijgt dan misschien juist wel meer polarisatie, daar moet je mee uitkijken.

Alternatief: perk de macht van schoolbestuurders in

Doe iets tegen de grote macht die schoolbesturen nu hebben. Gemeenten kunnen nu alleen macht uitoefenen via de huisvesting. Dus die kunnen een beetje pesten, door niet zo aantrekkelijke huisvesting aan te bieden aan een school die naar hun visie de verkeerde kant opgaat, of ze kunnen voorwaarden stellen, bijvoorbeeld door een nieuw gebouw te beloven als de school aan bepaalde voorwaarden voldoet.

En gemeenten kunnen natuurlijk voorwaarden verbinden aan de gemeentelijke subsidie die ze verstrekken. Maar dat gaat meestal om bedragen van een paar ton, niet genoeg om een school een heel andere kant op te laten gaan. En niet elke gemeente heeft überhaupt een onderwijsbudget.

Geef de lokale overheid dus veel meer bevoegdheden om iets te vinden van de inrichting van ons onderwijs. Bijvoorbeeld – ik improviseer - door 5% (of 10% of 25%) van de rijkssubsidie die scholen krijgen afhankelijk te maken van een goedkeuring door de gemeente.

Op die manier is het ook democratisch, omdat een college dan afrekenbaar is op het onderwijs. De schoolbesturen nu zijn helemaal niet democratisch. Het zijn over het algemeen mannen met grote ego’s die wel goede bedoelingen hebben - vooral de eerste twee jaar dat ze ergens zitten - maar die zoveel macht hebben, dat ze op een gegeven moment losraken van de scholen en de leerlingen waarvoor ze het zouden moeten doen. Het voorwaardelijk maken van een deel van de rijkssubsidie zou een democratische toets kunnen zijn op de maatschappelijke functie die schoolbesturen hebben. En je kunt de vrijheid van onderwijs overeind houden.

Een gemeente zou dan bijvoorbeeld een keer in de drie jaar of vijf jaar met alle schoolbesturen binnen haar gemeentegrenzen een plan kunnen maken waarin ze afspraken maakt over:

  • de maximale schoolgrootte;
  • het schooltype;
  • maatregelen om ongelijke kansen tegen te gaan (brede klassen of in elk geval dakpanklassen).

Je zou landelijk kunnen bepalen waarover de gemeenten wel en niet mogen gaan (wel over het tegengaan van kansenongelijkheid en het tegengaan van segregatie bijvoorbeeld).

Je kunt de noodzakelijke maatregelen eigenlijk niet landelijk regelen, omdat de regionale verschillen tussen scholen erg groot zijn. Scholen in Friesland hebben heel andersoortige problemen, ook op het gebied van kansenongelijkheid, dan scholen in Rotterdam.

Gemeenten kunnen dan sturen op drie niveaus:

  1. Via het huisvestingsbeleid.
  2. Via het onderwijsbudget.
  3. Via een bepaald percentage van het onderwijsbudget dat van het Rijk komt en dat afhankelijk gemaakt is van de goedkeuring van de gemeente. Dat zou bijvoorbeeld ook in gemeenteraden goedgekeurd moeten worden.

Of dit juridisch kan weet ik eigenlijk niet. Maar iets doen aan de macht die bestuurders nu hebben, daar zullen weinig mensen tegen zijn (behalve de bestuurders zelf). Leraren hebben vaak een hekel aan de besturen, net als lokale en landelijke politici. En de bestuurders laten zich leiden door marktwerking, zonder dat dat het beste is voor het maatschappelijk belang. Daar tegenwicht aan bieden, zal op veel steun kunnen rekenen.

Je krijgt dan wel dat er in de ene gemeente veel harder aan gewerkt zal worden om kansenongelijkheid aan te pakken dan in de andere gemeente.'

Directeur basisschool, Arnhem

  • ‘Ik vind dat docenten moeten differentiëren in ondersteuning en niet in niveau. Kinderen die het niet kunnen hebben vaak gewoon meer tijd nodig en dat moet je creëren. Dat is ook de reden waarom ik pleit voor meer onderwijsuren in achterstandswijken.'
  • ‘De brede brugklas vind ik weer een technische ingreep: je maakt gewoon een andere knip en na twee jaar loop je dan tegen dezelfde dingen aan.'

Volledig interview

'Op deze school zitten ongeveer zeshonderd kinderen met veertig verschillende nationaliteiten en deel van de kinderen zit nog in de asielprocedure. Een groot deel van de kinderen komt bij de school binnen met een taal- en of ontwikkelingsachterstand.

We volgen de leerlingen vanaf de kleuterklas. We gebruiken het leerlingvolgsysteem en dat houdt in dat de kinderen twee keer per jaar een toets maken om te zien waar zij precies staan. De leerlingen worden op sociaal- en emotioneel gebied maar vooral op cognitief gebied getoetst. Als je aan kansengelijkheid wilt werken, moeten leerlingen voldoende bagage meekrijgen. Dat betekent dat deze kinderen vooral veel kennis van de wereld moeten krijgen omdat ze dat niet genoeg meekrijgen vanuit thuis.

Niet alle leerlingen doen het goed op het voortgezet onderwijs. Hoewel de leerlingen de eindtoets scoren op het niveau van het landelijk gemiddelde, stroomt 35% van de leerlingen af op het voortgezet onderwijs. Onze school heeft een onderzoek laten doen door de Radboud Universiteit en daaruit bleek dat het niet lag aan specifieke kenmerken van de school maar aan het verschil in begeleiding tussen deze basisschool en het voortgezet onderwijs.

Wij verbaasden ons over wat docenten in het voortgezet onderwijs allemaal niet doen, terwijl deze kinderen dat wel nodig hebben. Zij verbaasden zich er op hun beurt over wat de leerlingen hier allemaal kunnen en waar zij weinig van terugzien. De manier van lesgeven verschilt dus enorm. Als je deze kinderen te veel vrijlaat, neemt de straatcultuur het over. Dat zie je gebeuren op het voortgezet onderwijs. Je moet de leerlingen leergierig maken terwijl ik op de middelbare school zag dat ze de laatste twintig minuten voor zichzelf mochten werken en dan gaan ze dus alleen maar lopen klooien. Deze kinderen hebben achterstanden en die moet je als school wegwerken door hun instructies te geven en dat doe je niet door ‘ga maar iets voor jezelf doen.’

De ouders van kinderen in deze wijk realiseren zich steeds meer dat onderwijs de manier is om de wijk te ontstijgen. Zij willen dat hun kinderen het beter krijgen dan dat zij het zelf hebben gehad en stimuleren hun kinderen wat betreft de hoogst haalbare opleiding. De kinderen hebben zelf veel ambitie om zo hoog mogelijk te scoren. Dat komt ook wel doordat wij uitdragen dat ze alles kunnen bereiken, zolang ze er maar voor gaan.

Ik vind dat het onderwijs systematisch verbeterd moet worden. Vorige week was ik op het ministerie van Onderwijs, samen met onder andere de mensen van Spring High (een school met een brede brugklas) en ik was heel erg gecharmeerd van de gedrevenheid, de manier waarop zij naar kinderen kijken en de manier waarop zij leren. Dat raakt mij meer dan de manier waarop zij georganiseerd zijn. Het kan lijken dat de oplossing zit in de brede brugklas maar ik denk dat de reden voor hun succes ligt in de andere manier waarop het onderwijs is georganiseerd.’

Ik vind de brede brugklas weer een technische ingreep: je maakt gewoon een andere knip en na twee jaar loop je dan tegen dezelfde dingen aan. Voor mij gaat het veel meer om een goede doorgaande lijn van de basisschool naar het voortgezet onderwijs, zowel op het gebied van didactiek en pedagogiek, zodat je alles uit die kinderen kunt halen. Het systeem moet hier omheen worden gebouwd: het selectiemoment verplaatsen is gewoon een tussenoplossing. Ik zie wel dat de eerste twee brugjaren het belangrijkste zijn. De begeleiding is daarom ontzettend belangrijk en die is nu niet goed geregeld. Dat zegt voor mij meer over de scholen dan over het knipmoment.

Als de brede brugklas wel landelijk wordt ingevoerd, moet deze verbonden worden aan de basisschool. De basisschool is de veilige omgeving voor veel leerlingen en daar is veel meer begeleiding en persoonlijke aandacht. De eerste twee jaar zijn de meest kwetsbare jaren; kinderen kunnen profijt van hebben om nog twee jaar langer op de basisschool te blijven. De middelbare scholen die nu aanbieden om een brede brugklas te initiëren, doen dat vaak om de verkeerde redenen: omdat de school niet goed loopt of dat ze meer leerlingen proberen binnen te halen.

Ik vind dat docenten moeten differentiëren in ondersteuning, niet zozeer naar niveau. Ik vind dat echt een weeffout in het denken over onderwijs. Kinderen die het niet kunnen hebben vaak gewoon meer tijd nodig en dat moet je creëren. Dat is ook de reden waarom ik pleit voor meer onderwijsuren in achterstandswijken. De vraag die beantwoord moet worden is wat het doel is. Ik ben bang voor idealistische ingrepen die tot het beoogde doel leiden, vanwege het type mensen dat in het onderwijs werkt.

Want waarom is ons onderwijs er? Om segregatie tegen te gaan? Of om kinderen goed op te leiden? Bij ons komen er veel kinderen met een taalachterstand binnen. Wij werken vanaf het moment dat de kinderen op school komen er hard aan om die taalachterstand weg te werken. We zien dat onze kinderen uiteindelijk veel beter ontwikkeld zijn op het gebied van taal dan migrantenkinderen op witte scholen. Het is maar net waar je de prioriteit legt.'

Docent vmbo/havo/vwo, Leiden

  • ´Ik denk dat 60% van de leerlingen niet op hun niveau zit.´
  •  ‘Een vwo-leerling bij een vmbo/basis-leerling zetten, is naar mijn idee niet haalbaar’
  • ‘De school krijgt geld voor het behouden van een vmbo-vestiging maar investeert dat geld vervolgens in de havo-vwo-vestiging’

Volledig interview

‘Eerst werkte ik op de vmbo-locatie. Daar zaten de niveaus vmbo: basis, kader en theoretisch. Op dit moment werk ik op de havo/vwo-locatie. Ik geef geschiedenis en aardrijkskunde, CKV, rekenen, drama en maatschappijleer aan de klassen 1, 2, 3 en 4.

Nu wil ik weer terug naar het vmbo, want ik vind de leerlingen op het vmbo het leukst: het contact, de directheid, de spontaniteit, de brutaliteit - dit type ligt me erg. Het verschilt met vwo-leerlingen, die zijn veel rustiger. Op het vmbo ben ik veel meer bezig met contact maken, hen leren kennen en de didactiek. Daar werken de leerlingen vooral voor jou, omdat ze je mogen, want het vak zelf vinden ze vaak niet boeiend.

Toen de school nog alle niveaus op één locatie gaf, verliep het contact tussen de leerlingen stroef. Ze leefden eigenlijk volledig langs elkaar. De vmbo’ers zaten eigenlijk altijd in de noodlokalen. De docenten van vmbo vonden het wel fijn dat ze hun eigen plek hadden.

Het is opvallend hoe de leerlingen van de locatie havo en vwo over de vmbo-leerlingen van de andere locatie spreken. Toen ik vertelde dat ik ook lesgaf op de vmbo-locatie vroegen zij aan mij of de vmbo’ers met wapens naar school kwamen. Ze zien die locatie als een gevaarlijke school waar je echt moet overleven. Andersom spreken de vmbo’ers over die rijkeluiskindjes van de overkant. De havo en vwo’ers zijn echt bang voor de vmbo’ers. De eerste groep kreeg op een gegeven moment drama op de vmbo-locatie en ik moest hen echt ophalen omdat ze niet alleen door de school durfden te lopen. Toen ik zei dat zij vorig jaar nog bij elkaar in de klas hadden gezeten, in groep 8, zeiden ze dat ze toen al gevaarlijk en eng waren.

Een brede brugklas lijkt me heel lastig te realiseren, omdat de stof tussen de verschillende niveaus zo veel verschilt. In groep 8 is het differentiëren al bijna niet te doen. De verschillen worden voor een groot deel bepaald door taalbeheersing. Een vwo-leerling begrijpt bijvoorbeeld wat het woord “proces” betekent, op het vmbo tl moet ik het uitleggen en op basis moet ik een ander woord gebruiken want uitleggen heeft geen zin. Ook het verwerken en de tijd die ze nodig hebben om het te verwerken, verschilt.

Ik denk dat 60% van de leerlingen niet op hun niveau zit. Maar ze zitten denk ik altijd één niveau te hoog of te laag, het is niet zo dat er vmbo-kader leerlingen zijn die eigenlijk in de vwo-klas thuishoren. Het zou daarom denk ik beter zijn om de vmbo-klassen basis/kader te combineren, en kader/gemengde leerweg, gemengde leerweg/theoretische leerweg, vmbo theoretisch leerweg/havo en havo/vwo. Dakpanklassen dus, waardoor van niveau wisselen heel makkelijk wordt. Maar een vwo-leerling bij een vmbo-basis-leerling zetten is naar mijn idee niet haalbaar’. Zulke brede klassen zijn denk ik ook slecht zijn voor het zelfvertrouwen van de vmbo-leerlingen, door het gebrek aan succeservaringen.

Wat ik echt een probleem vind aan het onderwijs is dat leerlingen op hun dertiende of veertiende al een keuze moeten maken over wat ze de rest van hun leven gaan doen. In de tweede klas van het vmbo moeten de leerlingen al kiezen voor bijvoorbeeld de bouw of de administratie. Heel veel leerlingen weten het dan gewoon nog niet. Op het vwo moet de keuze ook al wel vroeg gemaakt worden maar een profiel wordt vaker gekozen op basis van de vakken waar ze gewoon goed in zijn en dat gaat hen een stuk makkelijker af. Het lijkt me goed dat ook het keuzemoment van de richting op het vmbo uitgesteld wordt naar de derde klas.

Ik zou ook heel graag willen dat docenten op het vmbo meer gewaardeerd worden. Je hoort heel vaak ‘het is maar de vmbo-vestiging. De docenten van de bovenbouw vwo kijken neer op de docenten van het vmbo, ik moest me echt bewijzen toen ik net op de havo/vwo-vestiging ging werken. Terwijl de meeste vwo docenten echt geen les kunnen geven op het vmbo. Die waardering heeft met geld te maken. Zo moeten er ook op het vmbo voldoende lokalen en de ICT-middelen beschikbaar zijn.

Op het vmbo hadden we twee laptopkarren en op het vwo hadden ze vijf laptopkarren. Het gebouw is aftands, de materialen waren aftands en er werd niets aan gedaan want het was maar de vmbo-vestiging. De school krijgt geld voor het behouden van een vmbo-vestiging maar investeert dat geld vervolgens in de havo-vwo-vestiging.

Ook de schoolreisjes zijn minder luxe op het vmbo. Maar ga maar eens met een klas vmbo’ers naar Parijs of Londen, die zijn heus niet op het afgesproken tijdstip weer terug. Je hebt veel meer gedonder. Dan moeten er veel meer docenten mee om toezicht te houden. Met 4 vmbo gaan we wel altijd als afsluiting met de nachtbus naar Disneyland bij Parijs. ’s Avonds rijden we weg, en ’s ochtends kunnen we als eerste naar binnen. En die avond rijden we dan weer terug naar huis. Dat is altijd een uitputtingsslag, maar de kinderen kijken er jaren naar uit.’

Leerkracht groep zeven en leerkracht groep acht op een basisschool in Gelderland

  • ‘Ik denk dat het goed is om het keuzemoment uit te stellen zodat de kinderen op alle vlakken de tijd krijgen om door te ontwikkelen en ze langer kind mogen blijven.’
  • ‘We hebben nu een protocol op school dat kinderen die de havo-scores hebben en waarvan de ouders vwo-scores willen, niet onder schooltijd naar de bijles mogen. Maar ze gaan dan gewoon buiten schooltijd.’
  • Ik weet dat er veel ongelijkheid is en ik vind er echt veel van maar soms ben ik bang dat ik het niet meer helemaal zie omdat ik al twaalf jaar op een school werk waar alleen maar rijke en geschoolde ouders komen. Je hebt als docent ook echt weinig aanzien hier.

Volledig interview

L: ‘De samenstelling van de school verandert. Er komen nu ook wat vluchtelingenkinderen naar deze school, er is wat meer diversiteit en er komen ook kinderen uit zwakkere sociale milieus. Waar voorheen bijna iedereen naar havo of vwo ging, zitten er nu ook wat meer praktijkkinderen in de klas. Dat betekent dat het differentiëren ook complexer wordt.’

A: ‘Soms bedien ik wel vijf niveaus. Daarvoor moet ik dan een goed plan moet opstellen. Het is noodzakelijk om de kinderen aan de onderkant niet onzeker te maken en de kinderen aan de bovenkant te stimuleren.’

L: ‘De docenten die vooral op de stof gericht zijn, raken de kinderen vaak kwijt. Die kinderen raken dan gedemotiveerd, gaan niet prettig naar school en gaan wangedrag vertonen. Bij ons ligt de nadruk ook erg op samenwerking. We werken vaak in projecten met een mix van kinderen. Iemand met een lagere capaciteit kan dikke vrienden zijn met iemand die hoogbegaafd is. Dat zien we echt gebeuren en dat stimuleren we ook. Dan gaan beiden groeien: ook de kinderen die een beetje sociaal onhandig zijn hebben hier baat bij.’

A: ‘Het advies in groep 8 is gebaseerd op een combinatie van de CITO-score en de dingen die de toets niet kan meten zoals werkhouding, motivatie en discipline. Wat de CITO niet meet, daar kijken wij ook naar. Mijn advies en de CITO-score liggen niet veel uit elkaar. Het advies geven doe je trouwens nooit alleen. Ik overleg altijd ook met de docent van groep 7, je overlegt met je DUO-partner en met de directie. Vorig jaar heb ik met mijn collega afzonderlijk van elkaar advies gegeven en hebben we die adviezen naast elkaar gelegd. Negentig procent kwam wel overeen.'

A: ‘De druk van ouders op de school is enorm. De kinderen moeten van alles.’L: ‘Ik heb soms huilende kinderen aan mijn bureau omdat ze niet van tennis af mogen. Leerlingen die in groep zeven havo-advies krijgen, worden standaard naar bijles gestuurd. Ik ben er net achter gekomen dat buiten schooltijd om bijna de helft van de klas op bijles zit. Ik voel me ook echt door ouders onder druk gezet, niet op een ondersteunende maar op een onderdrukkende manier. Een groot probleem is het gebrek aan leiderschap vanuit de directie. De schoolorganisatie heeft nog geen eenduidige manier van reageren op de mondige ouders.'

A: ‘Je kunt je afvragen wie slimmer is: het kind dat in een minderbedeelde wijk zit en het zonder bijles moet redden en een hoge CITO-score kan halen of het kind dat kunstmatig zijn cijfers hoog moet houden door structureel bijles te volgen.’

L: ‘Mensen die geld hebben kunnen bijles kopen. Het schaduwonderwijs moet echt beteugeld worden. We hebben nu een protocol op school dat kinderen die de havo-scores hebben en waarvan de ouders vwo-scores willen, niet onder schooltijd naar de bijles mogen maar ze gaan dan gewoon buiten schooltijd.'

L: ‘Ik ben wel een voorstander voor het uitstellen van het selectiemoment wat betreft de sociale- en economische kant maar cognitief is het voor de meeste kinderen van onze school niet nodig. Een voorwaarde voor het uitstellen van het selectiemoment middels een brede brugklas is dat er in projecten wordt gewerkt en dat de nadruk niet alleen op cognitie ligt.'

Ik zou zo in een brede brugklas willen werken. Ik denk dat je via deze weg de kansenongelijkheid een beetje kan compenseren. Hoewel, het schaduwonderwijs houd je er niet mee tegen, daar moet iets anders op verzonnen worden.

Ik denk dat het goed is om deze keuze uit te stellen zodat de kinderen op alle vlakken de tijd krijgen om door te ontwikkelen en ze langer kind mogen blijven. Deze maatschappij is best hard en kinderen moeten de tijd krijgen om te groeien in hun identiteit. Twaalf- en dertien is een wankele leeftijd en als je die keuze verschuift naar veertien, pakt dit beter uit voor de kinderen.

Ik denk alleen niet dat het gros van de docenten hiervoor geschikt is, want de meeste docenten houden niet zo van verandering.’

Directeur basisschool & leerkracht groep 8, dorpsschool Zuid-Holland

  • ‘Ik zou leerlingen van verschillende niveaus op een gegeven moment wel apart zetten. Het gaat er niet om dat de ene leerling ‘beter’ is, maar anders. Je ziet sommige leerlingen op bijvoorbeeld een categoraal gymnasium echt opbloeien, omdat ze eindelijk gelijkgestemden vinden. Sociaal-emotioneel zijn leerlingen ook vaak anders in groep 8: echt toe aan een nieuwe stap, aan nieuwe vrienden, op welk niveau dat ook is.’
  • ‘De tendens die ik zie is dat ouders positiever zijn over het vmbo, in ieder geval hier. Bij ons is het gemiddelde advies vmbo-tl. Een aantal jaar geleden voelde dat nog als het ‘onderste’. Leerlingen kiezen zelfs wel eens voor een lager niveau dan hun schooladvies, vooral kinderen die een tl-advies krijgen, maar liever praktisch bezig zijn en dus naar kader gaan.’

Volledig interview

Het interview met de directeur van de basisschool en de leerkracht van groep 8 vindt plaats in een klein dorpje in Zuid-Holland. Het is een dorpsschool; veel leerlingen komen uit een boerengezin, maar de school trekt eveneens stadsmensen aan. Leerlingen komen niet vaak uit een rijk gezin, maar anderzijds is er ook weinig problematiek qua armoede. Multicultureel is de school niet: ‘De school is ongelooflijk wit, beangstigend wit’, grapt de directeur.

De school maakt gebruik van een digitaal leerlingvolgsysteem, genaamd Snappet. Al in groep 4 krijgen leerlingen een digitaal profiel, dat veel van hun vaardigheden bijhoudt: ‘Je ziet hoe veel ze doen, hoe vaak ze zichzelf verbeteren, wanneer ze iets doen. Het voelt voor kinderen niet als controle: ze weten wat ze moeten doen en ze kunnen ergens naartoe werken’, zegt de leerkracht. ‘Zo proberen we ook eigenaarschap aan te wakkeren.’

Het gebruik van Snappet vanaf groep 4 zorgt wel voor grote en concrete niveauverschillen in groep 8: ‘Sommige leerlingen zitten op sommige gebieden in groep 6, terwijl andere het niveau van groep 8 eigenlijk al ontstegen zijn. Je kan niet op 26 niveaus instructies geven, dus je gaat zoeken naar wat belangrijk is voor iedereen.’

Het niveauverschil van een leerling is desondanks niet altijd makkelijk te doorgronden: ‘Soms is er een leerling die er met de pet naar gooit en weinig uitvoert, maar die daarna juist uitblinkt op vwo omdat hij of zij zich zat te vervelen. Dan denken andere leerlingen: die zit alleen maar te rotzooien. Andersom kan iemand die heel netjes huiswerk maakt en een goede werkhouding heeft al op zijn of haar ‘top’ zitten. Een 10 voor topografie zegt eigenlijk heel weinig.’

Snappet helpt ook om negatieve verrassingen voor ouders wat betreft schooladvies te voorkomen: ‘Vroeger hadden we wel eens in groep 8 de reactie: ‘Huh gaat mijn kind naar vmbo?!’ Kinderen haalden goede cijfers op school, maar op hun cito’s scoorden ze een stuk lager. Nu kunnen we vanaf groep 6 alle scores naast elkaar laten zien en is het niet meer zo’n verrassing.’ De leerkracht geeft aan geen druk van ouders te voelen: ‘Ze zijn wel mondig – we hebben veel gesprekken - maar ze stemmen uiteindelijk in met onze adviezen.’

De directeur en de leerkracht vinden het selectiemoment in Nederland niet per se te vroeg: ‘Als ik nu al zie wat voor niveauverschil er binnen een klas zit…een voorselectie tussen een theoriegroep en een praktijkgroep zie ik meer zitten’, zegt de leerkracht. De directeur vult aan: ‘Ik zou ze op een gegeven moment wel apart zetten. Het gaat er niet om dat een leerling ‘beter’ is, maar anders. Je ziet sommige leerlingen op bijvoorbeeld een categoraal gymnasium echt opbloeien, omdat ze eindelijk gelijkgestemden vinden. Sociaal-emotioneel zijn leerlingen ook vaak anders in groep 8: echt toe aan een nieuwe stap, aan nieuwe vrienden, op welk niveau dat ook is.’

De leerkracht twijfelt over het goed werken van een brede brugklas: ‘Lijkt mij erg ingewikkeld, maar het voordeel is dat je maar één vak geeft, je daar heel erg op kunt toespitsen. Maar je houdt denk ik toch dat groepjesverschil.’ Over het breed volgen van bepaalde vakken zijn ze wel enthousiast: ‘Ik kan me wel voorstellen dat je voorbepaalde vakken -zoals maatschappijleer, media, sport en kunst - een basisklas kunt creëren.’

De geïnterviewden geven aan dat de cito-toets niet meer zo leidend is als vroeger: ‘Nu kijken we meer naar het totaalplaatje. Wij zijn ook goed op elkaar ingespeeld wat betreft adviezen. We werken hier al lang, net als de directie. We hebben samen al vrij snel een goed idee bij een kind en kunnen daar een passend advies bij vinden.’ Dat heeft de schooladviezen volgens hen betrouwbaarder gemaakt: ‘Middelbare scholen namen leerlingen met een lagere cito-score niet aan, nu vertrouwen ze het advies van de basisschool meer.’

Naast dat toegenomen vertrouwen merken ze op dat het stigma op het vmbo minder lijkt te worden: ‘De tendens die ik merk is dat ouders positiever zijn over het vmbo, in ieder geval hier. Bij ons is het gemiddelde nu vmbo-tl. Een aantal jaar geleden voelde dat nog als het ‘onderste’. Het speelt denk ik nog wel, maar het wordt wel anders’, aldus de leerkracht. Leerlingen kiezen zelfs wel eens voor een lager niveau dan hun schooladvies: ‘Vroeger was dat echt een no-go, nu gebeurt het vaker. Vooral kinderen die een tl-advies krijgen, maar liever praktisch bezig zijn en dus naar kader gaan. Daar zit ook het grootste verschil: theorie versus praktijk.’

Toch zijn er ook negatieve uitzonderingen, zegt de directeur: ‘Een collega die nota bene in het voortgezet onderwijs werkte zei ‘Mijn kind hoort daar (op het vmbo) niet thuis.’

Directeur brede middelbare school Den Haag

  • ‘Veel leerlingen komen binnen met een kader/tl-advies en gaan na zes jaar weg met een vwo-diploma. Daarin zie je terug dat er op basis van verkeerde aannames – ‘jij komt uit zo’n gezin en de mavo is het hoogst haalbare’ - op de basisschool adviezen worden gegeven en de kinderen cognitief veel sterker zijn.’
  • ‘Een brede brugklas zorgt ervoor dat kinderen wat meer de tijd krijgen om zich te ontwikkelen. Ze ervaren toch wel een beetje een cultuurshock als ze van de basisschool naar de middelbare school gaan.’
  • ‘Het onderwijs wordt gekenmerkt door heel veel subsidies en die weten scholen over het algemeen wel te vinden, maar op het moment dat subsidie stopt, stopt ook de activiteit op de school. Dus als je het doet, moet je het duurzaam doen, op de lange termijn en structureel.’

Volledig interview

‘Sinds 2017 werk ik als rector op deze brede middelbare school in Den Haag. Daarvoor heb ik op een andere school gewerkt als docent, maar deze school is heel anders. Dat was een heel witte school met een goede sociaaleconomische achtergrond. Mijn huidige school bestaat voor een groot deel uit kinderen met een lage economische positie; ruim ‘40% van de kinderen komt uit een gezin met een ooievaarspas waarmee hun ouders via de gemeente bepaalde producten kunnen kopen. Opvallend is ook dat de school in hartje Den Haag ligt, terwijl het grootste deel van de kinderen niet uit de directe omgeving komt.

Deze school wordt door beleidsmakers waarschijnlijk als een ‘zwarte school’ bestempeld. Ik erger me aan het feit dat de discussie over kansenongelijkheid in het onderwijs wordt gevoerd alsof het probleem om de migrantenachtergrond draait, terwijl het volgens kansenongelijkheid volgens mij meer een sociaaleconomische kwestie betreft.

We zijn op dit moment als directie druk met een aankomend inspectieonderzoek. Ik ben er trots op dat uit hun cijfers blijkt dat er veel leerlingen binnenkomen met een kader/tl-advies die na zes jaar weggaan met een vwo-diploma. Daarin zie je terug dat er op basis van verkeerde aannames – ‘jij komt uit zo’n gezin en de mavo is het meest haalbare’- adviezen worden gegeven.

Toch is de recente ontwikkeling dat ouders ook hier steeds meer naar slagingspercentages en resultatenlijsten kijken. Vorig jaar bij de open dag vroegen veel ouders naar slagingspercentages.

De enorme fluctuaties in de instroom van leerlingen vormt een probleem. Als de ene school succesvol wordt, trekt deze de andere scholen leeg. Dat is niet goed voor de school, en ook voor het docentenbestand is het niet goed.

Dat er binnen deze school relatief veel leerlingen naar een hoger niveau doorstromen, komt denk ik vooral door de kwaliteit van onze docenten, zij kunnen goed differentiëren. Daarnaast speelt ook mee dat bij ons het belang van de doorstromen geïnstitutionaliseerd is.

Een belangrijk element in deze institutionalisering van het doorstromen is de brede brugklas die de school sinds een jaar heeft. We hebben alleen maar dakpanklassen en één aparte vwo-klas. De dakpanklassen krijgen op het hoogste niveau les en op twee niveaus cijfers. Veel leerlingen weten het te redden.

De aparte vwo-klas is bedoeld voor kinderen met de hoogste CITO-score die meer uitdaging nodig hebben. De motivatie hiervoor is dat we moeten groeien aan de vwo kant, want we hebben een hele grote mavo, een redelijke havo en een kleine vwo. Wil je een brede scholengemeenschap zijn, dan heb je twee stamklassen vwo nodig. Nu hebben we voor het eerst twee stamklassen 4 vwo.

Op deze school zijn al vaker discussies geweest over een brede brugklas, maar er is nooit een knoop doorgehakt, in de periode voordat ik er was. Voor mij was het een prioriteit om het concept door te voeren omwille van het bevorderen van de kansengelijkheid en uiteindelijk werd het binnen twee besprekingen geregeld. Een brede brugklas zorgt ervoor dat kinderen wat meer de tijd krijgen om zich te ontwikkelen. Ze ervaren toch wel een beetje een cultuurshock als ze vanaf de basisschool naar de middelbare school gaan.

Daarnaast is een belangrijke reden dat de basisschooladviezen van de kinderen die naar deze school komen over het algemeen lager uitvallen dan op witte scholen. We zien nu wel dat ook migrantenouders meer betrokken raken bij het bepalen van het niveau. De ouders komen nu naar school om in gesprek te gaan over het niveau van het kind.

De belangrijkste argumenten tegen een brede brugklas waren praktische argumenten zoals dat het ‘moeilijk is om kinderen dubbel te becijferen. Dat verhoogt de werkdruk van docenten. Dat docenten goed kunnen differentiëren is bij een brede brugklas cruciaal. ‘Het spannende is wel dat als je een mavo-leerling bent, je na twee jaar gelijk in de bovenbouw van de mavo terechtkomt en een profiel moet kiezen. We hebben een LOB-programma (loopbaan, ontwikkeling en begeleiding) voor de kinderen die naar de mavo gaan en zij worden extra begeleid in het kiezen van een goed profiel.

Het selectiemoment komt in Nederland volgens mij dus te vroeg. Ook omdat de maatschappij zo snel verandert dat je leerlingen eigenlijk beter bepaalde competenties kunt aanleren waardoor ze wendbaarder zijn in hun leerontwikkeling. Het liefst, als ik het zou mogen zeggen, zie ik een model ‘à la Finland’ waar kinderen tot hun vijftiende algemene vorming krijgen en daarna uitgesorteerd worden.

De overgang naar een brede dakpanbrugklas binnen deze school viel uiteindelijk mee, ook voor veel docenten die hier tegenop gezien hadden. Het lastigste is differentiëren. In de praktijk wordt er op het hoogste niveau getoetst en dan een cijfer gegeven op twee niveaus. Als de docenten echter merken dat een leerling het echt niet trekt, laten we die leerlingen oefeningen doen die bij hun niveau passen want je wilt die leerling ook niet frustreren.

Daarom wordt er zowel bij mavo als bij havo en vwo in de tweede helft van het tweede jaar begonnen met clusteren. Dit betekent dat leerlingen met hetzelfde uitstroomprofiel soms bij elkaar worden gestopt, maar we worden soms ook verrast dat een leerling rijpt en het opeens heel goed gaat doen en dan nog naar havo gaat. Dit noemen we een hinkelpad.

Leerlingen die wat slechter presteren trekken zich over het algemeen op aan leerlingen die wat beter presteren, terwijl het niet altijd aangetoond is dat leerlingen die goed presteren ook slecht gaan presteren door in aanraking te komen door slechtere presterende leerlingen. Dat gezegd hebben zie ik wel een substantieel verschil tussen een vwo- en een gymnasiumleerling. Deze laatste groep bestaat over het algemeen toch uit leerlingen die veel en veel nieuwsgieriger zijn, heel kritisch over het algemeen, zeer leergierig, en ik weet ik generaliseer van hier tot Tokyo maar dat is wel een beetje wat je ziet.

Halverwege de tweede klas wordt er door de mentor en het afdelingshoofd gekeken wat de prognose is van een leerling en op welk niveau hij waarschijnlijk de brede brugklas uitstroomt. Met name voor de mavo-leerlingen is dit belangrijk omdat ze dus ook nog een LOB-traject qua profielkeuze moeten doorlopen. Als een vmbo tl/havo-leerling mooie zevens haalt, super ijverig is en waarschijnlijk naar havo uitstroomt dan gaan we ze pas in 3 havo aan de slag met de profielkeuze. Maar als een kind vijfjes of zesjes haalt en op mavo-niveau zit, wordt de profielkeuze in de tweede klas gedaan. Je moet dat doen, want we kunnen niet wachten tot de zomervakantie in verband met roosters bouwen, docenten inzetten en het aantal leerlingen per klas.

In dit proces is de mentor in de lead, die haalt informatie op bij vakdocenten. Hoe doet de leerling het? Hoe verwacht je dat hij of zij het gaat doen? Sommigen doen het ‘uitstekend in beta en niet zo goed in het alfa domein, dan zie je potentie op havo. Anderen zijn zo kort in Nederland dat ze op vwo niet aan een tweede vreemde taal hoeven te voldoen en het mogen inwisselen voor een exact vak.

Het onderwijs wordt gekenmerkt door heel veel subsidies en die weten scholen over het algemeen wel te vinden, maar op het moment dat een subsidie stopt, stopt ook de activiteit op de school. Dus als je het doet, moet je het duurzaam doen, op de lange termijn en structureel.'

Docent havo-vwo op een middelbare school in Gelderland

  • De klassen zijn te groot om te differentiëren. Het is echt een utopie; je hebt geen tijd om te differentiëren.
  • ‘We hebben de afgelopen vier jaar drie rechtszaken gehad. Alle drie hebben we verloren. Dat is voor de leerling heel vervelend.’

Volledig interview

'Ik geef vier uur per week Nederlands en coördineer daarnaast op school. Op deze school krijgen leerlingen de keuze om een aantal uren extra gym te krijgen of een aantal uren cultuurvakken. De eerste twee jaar zitten deze leerlingen samen in de klas en aan het eind van de brugklas krijgen de leerlingen een havo- of een vwo-advies. De school komt tot een advies op basis van het advies van de basisschool, de cijfers van de brugklas en de observaties van de mentor en de leerlingbegeleider.

Ongeveer vijftien procent van de leerlingen komt binnen met een verkeerd advies vanuit de basisschool. Dit zijn vooral de kinderen die van witte basisscholen komen en hoger worden ingeschaald omdat ouders dat willen. Op deze middelbare school is de bemoeienis van de ouders ook groot. We hebben de afgelopen vier jaar drie rechtszaken gehad. Alle drie hebben we verloren. Dat is voor de leerling heel vervelend.

Er is niet zo veel niveauverschil tussen havo- en vwo-leerlingen in de brugklas. De klassen zijn te groot om te differentiëren. Het is echt een utopie; je hebt geen tijd om te differentiëren. We hebben klassen van tweeëndertig leerlingen. Hoe ga je daar in godsnaam differentiëren? Je hebt vijftig, nou zeg veertig minuten om les te geven. Daarin moet je je lesstof verwerken, huiswerk nakijken, huiswerk opgeven, je moet leerlingen de keuze geven om aan het huiswerk te werken. Voor kleinere klassen is er geen geld en zijn er geen mensen. Ook hebben we daar de ruimte niet voor. We hadden hier bijvoorbeeld een jongen op school die zo slim was dat hij zich verveelde. We konden daar niet zoveel mee omdat we niet genoeg tijd hadden. Je kunt hem wel veel extra werk meegeven en dan maar hopen dat hij er wat aan heeft, maar dat is ook niet wat je wilt. Ik weet niet of een oplossing een zeventig minutenrooster zou zijn omdat je je moet houden aan de eisen van de onderwijsinspectie. Er is heel weinig ruimte om dingen te doen. Heel soms komt er weleens een leerling zelf met de vraag om wat extra stof en dan raad ik hem of haar een moeilijk boek aan omdat ze dat zelf kunnen doen.

Het idee van een brede brugklas vind ik mooi. Maar dan zou je een soort vrije school principe moeten hanteren, waarin je geen uren hebt maar dagdelen zodat je iedereen op zijn of haar eigen niveau kunt bedienen, in alle vakken weer anders. Hoe verbind je dat? Zet je één docent op zo’n klas? Ik vind dat je dan te veel zou vragen van een docent. Ik zou dat niet kunnen. De leerlingen aan de bovenkant sneeuwen dan onder. Van hen denk je ‘die doen het toch wel goed’.

Ik zou heel graag ook een vmbo-afdeling hebben op deze havo-vwo-school. Het zou beter zijn voor leerlingen die afstromen en opstromen. Nu is de overstap vrij groot omdat je naar een andere school moet. Bovendien wordt deze school heel erg als eliteschool gezien. Dit is geen afspiegeling van de samenleving en het beeld wat de leerlingen hier op school hebben van de wereld komt niet overeen met de werkelijkheid. Ik probeer bij Nederlands weleens teksten te pakken die gaan over iemand met een migratieachtergrond. Daar vinden ze dan geen moer aan want dat staat te ver van hen af. Het leeft hier niet en ik vind dat jammer.’

Wiskundedocent vmbo-havo Eindhoven

  • ‘De kwaliteit van het advies verschilt heel erg en bij sommige basisscholen waarvan we weten dat ze veel CITO-trainingen geven, kun je eigenlijk wel 5 punten van het advies afhalen omdat de kinderen wel goed zijn in de CITO-toets maken maar eigenlijk de noodzakelijke kennis missen.’
  • ‘Een brede brugklas kan zeker, maar het vraagt meer flexibiliteit van de leraar en leerling en je moet aan het eind van de tweede klas wel naar een niveau toewerken. Ik zelf zou zeggen dat de klassen eerder groter moeten maar dan met een klassenassistent erbij die helpt differentiëren en verschillende groepjes binnen de klas helpt zelfstandig te werken terwijl ik dan uitleg geef aan bijvoorbeeld het vwo-niveau.’
  • ‘Sommige ouders geven zo’n 300 tot 400 euro per maand uit aan begeleiding, dat kunnen veel mensen niet betalen.’

Volledig interview

'Ik werk nu dertien jaar als wiskundedocent voor vmbo- en havo-klassen op een brede middelbare school. Ik ben ook brugklasmentor. Deze school heeft dakpanklassen van vmbo/havo, havo/vwo in het eerste jaar. Er is ook een losse vwo-brugklas. Zo lang als ik hier werk is er al discussie over of er juist niet al vanaf het begin moet worden opgesplitst per niveau, of dat we de dakpanklassen juist moeten verlengen naar het tweede jaar.’

Het huidige systeem van eenjarige dakpanklassen vind ik al met al goed werken. De kinderen die vmbo of havo-advies meekrijgen gaan meestal goed samen. Wat meespeelt is dat het advies van de basisschool steeds vaker een combinatie-advies is. Bij het inschatten van het niveau van de leerling gaat het niet zozeer om het advies alleen, maar ook om de basisschool waar het advies vandaan komt. De kwaliteit van het advies verschilt heel erg en bij sommige basisscholen waarvan we weten dat ze veel CITO-trainingen geven kun je eigenlijk wel 5 punten van het advies afhalen omdat de kinderen wel goed zijn in de CITO-toets maken maar eigenlijk de noodzakelijke kennis missen.

Ik begrijp de kritiek op de vroege selectie in Nederland goed; nergens wordt zo vroeg geselecteerd als hier. Maar voor mij als docent zitten er ook veel praktische voordelen aan de vroege selectie. Het maakt het voorbereiden van de lessen makkelijker. Ik spreek veel met collega’s uit bijvoorbeeld Oostenrijk en Finland en die zeggen soms wel dat ze jaloers zijn op ons systeem. Maar het gras is natuurlijk altijd groener aan de overkant.

Een brede brugklas kan zeker wel werken, maar het vraagt wel meer flexibiliteit van de leraar en leerling en je moet aan het eind van de tweede klas wel naar een niveau toewerken. Ik zelf zou zeggen dat de klassen eerder groter moeten maar dan met een klassenassistent erbij die helpt differentiëren en verschillende groepjes binnen de klas helpt zelfstandig te werken terwijl ik dan uitleg geef aan bijvoorbeeld het vwo-niveau.

In de vmbo/havo klas waar ik nu lesgeef moet ik natuurlijk ook differentiëren. De lesstof is meer op havo-niveau, terwijl de uitleg en het tempo meer mavo-niveau liggen. De normering werkt zo dat kinderen die op mavo-niveau zitten wel voldoendes halen en zo niet gedemotiveerd worden.

Idealiter zou er een systeem komen waar kinderen per vak op een niveau kunnen zitten en ze het diploma ook per vak een ander niveau kunnen doen. Dit motiveert veel beter. Bovendien: waarom hebben leerlingen gezien de huidige economie een volledig havo-diploma nodig terwijl ze sommige vakken waar ze goed in zijn ook op vwo-niveau kunnen doen? Sommige leerlingen die nu heel goed zijn in beta-vakken moeten omdat ze minder zijn in talen een geheel niveau lager doen.

Bij wiskunde lopen de doelen nu heel snel uit elkaar en krijgt vwo bijvoorbeeld al snel algebra. Dit betekent dat je in een brede brugklas heel goed moet kunnen differentiëren. De uitleg op mavo-nivau is veel beeldender en langzamer, maar talige vwo-leerlingen kunnen hier juist bij gebaat zijn. 

Steeds meer van mijn leerlingen krijgen bijles. Sinds een bijlesinstituut gebruik is gaan maken van ons schoolgebouw is het erg toegenomen. Het gaat denk ik om zo’n 4 á 5 leerlingen in een klas van 30 kinderen die bijles krijgen en een vergelijkbaar aantal waarvan de ouders het overwegen, maar ze het geld simpelweg niet hebben. Sommige ouders geven zo’n 300 tot 400 euro per maand uit aan begeleiding, dat kunnen veel mensen niet betalen.

Maar er zitten ook voordelen aan die bijlessen. Omdat bij ons de lijntjes naar het bijlesinstituut heel kort zijn kunnen we duidelijk maken dat bijlessen voor de kinderen niet bedoeld zijn als vervanging voor hun werk in de klas, het is niet de bedoeling dat ze bij ons niet meer werken en dat is duidelijk geregeld. Voor sommige ouders is bijles heel fijn omdat als ze niet zelf met hun kinderen huiswerk willen maken omdat dat strijd oplevert.'

Schooldirecteur brede school, omgeving Nijmegen

  • ‘Bij de samenstelling van de brede brugklas wordt een goede balans gevonden tussen kinderen met vmbo-, havo- en vwo-advies, maar ook bijvoorbeeld met de sociale klasse en de wijken waar kinderen vandaan komen.’
  • ‘Ik denk dat onze opdracht is om goede burgers af te leveren en daarvoor moeten mensen elkaar wel ontmoeten en niet al vanaf hun twaalfde separaat worden ingedeeld waarna ze elkaar pas na twintig jaar weer ontmoeten op de werkvloer waar ze elkaar niet kennen.’

Volledig interview

‘Ik ben nu ongeveer tien jaar directeur van deze brede scholengemeenschap. Daarvoor heb ik ruim twintig jaar in het primaire onderwijs gewerkt. Zes jaar geleden zijn we begonnen met een totaal andere manier van werken op onze school. Naast de gewone vmbo-, havo- en vwo-klassen hebben we nu ook een brede brugklas van alle niveaus. Deze brede brugklas bestaat uit klassen van 40 leerlingen met 3 wat wij ‘coaches’ noemen, dit zijn docenten die kinderen helpen vanuit hun eigen leervraag.

Leerlingen stromen vaak hoger uit dan het advies waarmee ze zijn binnengekomen. In ons onderwijs staan de motivatie en drive van leerlingen centraal. Wij hebben volledig vertrouwen in het feit dat kinderen willen leren, maar de coaches stimuleren dit natuurlijk ook en geven feedback aan de kinderen. Kinderen die bijvoorbeeld wiskunde lastig vinden kunnen hiervoor naar de vakdocenten gaan voor extra uitleg, maar kunnen ook bijvoorbeeld op youtube filmpjes van andere docenten bekijken.

De belangrijkste groep die van de brede brugklas profiteert zijn waarschijnlijk de leerlingen op de verschillende vmbo-niveaus. Je ziet dat 50% van de vmbo-basis en kader-leerlingen naar vmbo tl doorstromen en daarmee dus naar MBO 4-niveau kunnen gaan.

Dat er van sommige onderwijsdeskundigen en docenten kritiek komt op de grote vrijheid voor kinderen op deze school en dat er vragen worden gesteld over hoe kinderen met een achterstand de eigen leerroute invullen, snap ik wel. Bij de samenstelling van de brede brugklas wordt daarom rekening gehouden met verschillende factoren, zodat we geen heterogene groep krijgen. Er wordt een goede balans gevonden tussen kinderen met vmbo-, havo- en vwo-advies maar ook bijvoorbeeld met de sociale klasse en de wijken waar kinderen vandaan komen.

Voordat we begonnen met de brede brugklas merkte ik dat veel van mijn collega’s nogal angstig waren hoe het in de praktijk zou werken met differentieren voor bepaalde vakken. Op de school van ongeveer 1300 leerlingen is daarom een ‘reguliere stroom’ van vmbo-, havo- en vwo-klassen in stand gehouden en daarnaast is een brede brugklas van 80 leerlingen opgezet. De brede brugklas is echter zo populair dat we overwegen de brede brugklas geleidelijk nog groter te maken.

Die brede brugklas zou ook anders ingevuld kunnen worden dan nu gebeurt. Een optie zou bijvoorbeeld een klas van 25 leerlingen kunnen zijn waarbij de aanname erop wordt gelet dat alle niveaus vertegenwoordigd zijn. Daarnaast moeten docenten gedifferentieerde lessen kunnen geven met bijvoorbeeld een korte algemene instructie, en daarna specifieke spreekuren voor groepjes die extra aandacht behoeven. Andere belangrijke elementen zijn creativiteit en digitale leermethodes. Nu merken we dat havo leerlingen vaak zeggen dat ze ook techniek en koken willen, dus ze willen ook van elkaar leren.

We gaven bijvoorbeeld een workshop programmeren in de brede brugklas en de vwo-docent vertelde me dat een leerling hele goede vragen stelde. Deze docent wist niet wie ze voor zich had en het bleek een leerling te zijn met een vmbo-kader advies. Ook de kinderen weten van elkaar niet welk niveau advies ze hebben gekregen en mixen automatisch bij het samenwerken. Alleen de coaches weten de advies-niveaus en houden hier natuurlijk rekening mee.

Een belangrijke verbetering kan bereikt worden als kinderen per vak eindexamen kunnen doen. Nu is het een gegeven dat als je slecht bent in de talen maar goed in wiskunde, je alleen havo kan doen. Er moet meer maatwerk mogelijk zijn. Het zou al heel veel helpen als de overheid dit gedachtegoed van differentiëren en heterogene scholen en klassen omarmt. Dat zou ook aan docenten het signaal geven van vertrouwen dat differentiëren in een klas mag, dat je er niet op afgestraft wordt. In het voortgezet onderwijs krijg je minpunten als een vmbo’er het doorstromen niet haalt, dus durven scholen kinderen geen kansen te geven. Basisscholen worden juist beloond als ze veel hoge adviezen geven.

Er zijn zulke enorme bubbels in Nederland, als ik kijk naar middelbare scholen in Amsterdam waar ik veel kom dan zijn dat echt vaak havo/vwo-bubbels. Ik denk dat onze opdracht is om goede burgers af te leveren en daarvoor moeten mensen elkaar wel ontmoeten en niet al vanaf twaalf jarige leeftijd separaat worden ingedeeld waarna ze elkaar pas na twintig jaar weer ontmoeten op de werkvloer waar ze elkaar niet kennen.

Ik zou willen dat de categorale scholen worden afgeschaft. Deze zijn zo onnatuurlijk, je kan pas respect voor elkaar hebben als je elkaar kent en de bubbels van categorale scholen zorgen ervoor dat er allemaal rare beelden over elkaar ontstaan, het maakt een verbinding onmogelijk.'

Schooldirecteur basisschool in dorp in de buurt van Nijmegen

  • ‘Ouders willen steeds sneller weten welke kant het opgaat met hun kind en komen soms in groep 6 al naar ons toe. Ze zijn heel erg gefocust op de middelbare school waar ze hun kind willen hebben en ook op het niveau. Ze hebben hoge verwachtingen en willen eigenlijk altijd minimaal havo-advies.’
  • ‘Kinderen van hoogopgeleide ouders worden vaak structureel te hoog ingeschat. In een aantal gevallen is het gedrag, in andere gevallen zijn ze ook daadwerkelijk beter.’
  • ‘Zelf hebben we al discussies binnen de school gehad of er geen groep 9 moeten worden ingevoerd zodat kinderen een extra jaar hebben om te rijpen voordat ze doorgaan naar de middelbare school. Het is een klein dorp, we zeggen vaak dat het echt het einde van de wereld is. De middelbare is minimaal 9 kilometer maar toch al snel meer dan 12 kilometer fietsen. Voor sommige kinderen zou het heel goed zijn als ze nog een jaar langer in een vertrouwde omgeving kunnen blijven.’

Volledig interview

‘Sinds 2013 ben ik de directeur van deze basisschool. Er zitten 350 kinderen op deze school. We zitten hier een in klein dorp, vlak achter Nijmegen. De jaren hiervoor werkte ik op diverse scholen, ook als directeur.

De verschuiving van het eindtoetsmoment van februari naar april, waardoor de eindtoets eigenlijk losstaat van de adviezen, is een grote verandering geweest, die het advies niet makkelijker heeft gemaakt. In februari komen de intern begeleider, de groep 8 docent en ikzelf samen en gaan we vergaderen over het niveau-advies. We letten op werkhouding, motivatie en resultaten.

Een trend van de afgelopen jaren is dat ouders al veel vroeger bij de school aankloppen om het schooladvies. We geven in groep 7 al een pre-advies waar veel ouders op reageren. Ouders willen steeds sneller weten welke kant het opgaat met hun kind en komen soms in groep 6 al naar ons toe. Ouders zijn heel erg gefocust op de middelbare school waar ze hun kind willen hebben en ook op het niveau. Ze hebben hoge verwachtingen en willen eigenlijk altijd minimaal havo.

Een belangrijke reden om uitgebreid te vergaderen over het advies komt voort uit het gevoel dat we bepaalde niveaus te laag inschatten. Dit heeft de minister ook aangegeven in een rapport een tijdje terug. Bij sommige kinderen van wie de taak-werkhouding slechter is, houden we nu ook rekening met de thuissituatie en geven we een hoger advies dan eerst. Kinderen van hoogopgeleide ouders worden vaak structureel te hoog ingeschat. In een aantal gevallen is het gedrag, in andere gevallen zijn ze ook daadwerkelijk beter.

De toegenomen druk op hogere adviezen komt met name van gemiddelde of hoogopgeleide ouders. Iedereen in het onderwijs, ook in deze regio, heeft er natuurlijk wel verhalen over. Ouders willen wel echt een hoger advies dan wat wij vaak geven. Als voorbeeld: wij gaven een kind een vmbo-tl-advies en zelfs nadat dit kind naar de middelbare school was gegaan vroegen de ouders ons om het advies bij te stellen zodat ze toch nog naar een vmbo-havobrugklas kon gaan.

Veel middelbare scholen in de omgeving vragen om een advies voor een dakpanklas. We geven dan bijvoorbeeld een vmbo Kader-tl of juist tl-havo-advies. Sommige ouders willen juist heel graag enkel havo-advies omdat ze hun kind dan ook naar een havo-vwo-brugklas kunnen sturen, terwijl wij denken dat het kind beter in een vmbo-tl/havo klas past.

Het aantal kinderen dat extra CITO-trainingen krijgt valt bij ons mee. Dat speelt hier veel minder dan in de Randstad. Sommige kinderen krijgen wel huiswerkbegeleiding maar dat is ook maar hooguit 5%.

Zelf hebben we al discussies binnen de school gehad of er geen groep 9 moet worden ingevoerd, zodat kinderen een extra jaar hebben om te rijpen voordat ze doorgaan naar de middelbare school. Het is een klein dorp, we zeggen vaak dat het echt het einde van de wereld is. De middelbare is minimaal 9 kilometer maar toch al snel meer dan 12 kilometer fietsen. Voor sommige kinderen zou het heel goed zijn als ze een vertrouwde omgeving hebben waar ze nog een jaar kunnen blijven.

Het probleem van de gescheiden werelden speelt in het dorp veel minder dan in de stad. Hier komen kinderen elkaar altijd tegen, dat is het dorpsleven.

Maar het is denk ik onvermijdelijk dat de leerlingen van niveaus uiteindelijk uit elkaar gaan. Dat hangt niet alleen samen met de verschillende niveaus waar kinderen op de middelbare school worden ingedeeld. Je ziet eigenlijk al in groep 8, of nee, eigenlijk al in groep 7 en 6 dat er grote niveauverschillen ontstaan tussen kinderen. De kinderen die later naar vmbo-basis of kader gaan hebben meestal in groep 6 hun top al bijna bereikt en dan is er ook een groep van havo-vwo’ers die blijft doorgroeien. Dat zie je bij vakken als rekenen maar ook voornamelijk in algemene ontwikkeling en interesses.

We kunnen denk ik over het algemeen een redelijk goede inschatting maken van het niveau van leerlingen, maar ik vind wel dat de selectie op erg jonge leeftijd gebeurt. Er kan nog zoveel gebeuren, foute vriendjes of vriendinnetjes, puberen. Ik ben voorstander van een andere overgang van de basisschool naar de middelbare school. Je kan zeggen dat we kinderen even moeten laten uitkristalliseren en dan een betere inschatting kunnen maken.

Ik denk dan eerder aan een groep 9 en 10 dan aan een brede brugklas. Je zou een groep 9 en 10 kunnen maken waarbij kinderen dus nog in dezelfde klas zitten maar al wel in een vmbo/havo en vwo-stroom komen qua vakken. Dan zitten ze nog in een vertrouwde omgeving. We hebben bijvoorbeeld wel een plusklas, maar we hebben ook aan een praktijk-klas gedacht voor kinderen die al in groep 7 genoeg hebben van alle theorie. Maar zo’n klas is qua financiën lastig.’

Docent Nederlands (eerstegraads), havo/vwo onderbouw, Ede

  • ‘De vwo’ers zijn wat serieuzer, je ziet het verschil tussen havo en vwo-leerlingen vooral in hun houding, niet per se in hun capaciteiten.’
  • ‘Een voorwaarde voor een brede brugklas is denk ik wel dat je de ruimte hebt de leerlingen in groepjes te laten werken. Ze moeten even apart kunnen gaan zitten. Het schoolgebouw waarin ik lesgeef is daar in elk geval niet voor geschikt.’
  • ‘Een andere voorwaarde voor brede brugklassen is dat de klassen klein zijn, 15 tot 20 leerlingen. Dan krijg je dus wel een verdubbeling van het aantal klassen ten opzichte van de huidige situatie.'
  • ‘Ik werk 0,8 fte (20 lesuren). Niet een van mijn collega’s die Nederlands geeft, werkt fulltime. Fulltime werken (25 lesuren) is eigenlijk niet te doen. Op mijn vrije vrijdag ben ik altijd nog de hele dag met school bezig. Ik vind dat een fulltimebaan uit 20 lesuren moet bestaan. Omdat dat in de praktijk een fulltimebaan is.’

Volledig interview

‘Ik ben in het onderwijs gaan werken omdat ik mijn eigen schooltijd erg leuk vond. Ik vind het fijn bij de gemeenschap van een school te horen. De school waar ik lesgeef, heeft twee locaties, een vmbo-t t/m vwo/gymnasium/technasium-gebouw en een vmbo-basis t/m vmbo-t-gebouw. Ik geef les aan de havo/vwo-klassen. De school heeft brugklassen mavo/havo, havo/vwo en aparte vwo-klassen. De gymnasium/technasium-leerlingen zitten bij elkaar in een aparte vwo-klas. Het technasium verdringt het gymnasium langzaam, daarvoor komen steeds minder leerlingen.

Ouders van leerlingen met een mavo-advies hebben een sterke voorkeur voor de locatie waar ook havo en vwo zitten. In de havo/vwo-klas zitten met name leerlingen met een havo-advies of, in minderheid, met een havo/vwo-advies. Mijn ervaring is dat er steeds minder ‘gemengde’ adviezen worden gegeven door de basisscholen.

Leerlingen in een havo/vwo-brugklas moeten het eerste jaar gemiddeld 7,5 staan om naar het vwo door te mogen stromen. In de vwo-klas hoeven ze ‘maar’ een 6 te staan om door te gaan naar 2 vwo, terwijl niet voor alle vakken de toetsen anders zijn. Die cijferconstructie is wel een scheef systeem.

De klassen waar ik les aan geef zijn vol, vaak 30-31 leerlingen. Ik merk goed het verschil met kleinere klassen van 25 leerlingen. Dan is het toch echt een stuk rustiger, en krijgen leerlingen meer de aandacht die ze nodig hebben. Dan kan ik iedereen ‘zien’ en meer individuele hulp geven. Ik merk zelf ook dat ik vermoeider ben aan het eind van de dag, met zulke grote klassen.

In een klas van 31 leerlingen is het ook drukker doordat ik nooit eens iemand even vooraan apart kan zetten. Ik moet leerlingen er dan meteen uitsturen. Het toezicht op het individuele leerproces is in zo’n volle klas echt lastiger.

De vwo’ers zijn wat serieuzer, je ziet het verschil tussen havo en vwo-leerlingen vooral in hun houding, niet per se in hun capaciteiten. In die gemengde klassen valt dat minder op, maar al je een aparte havo en vwo-klas hebt, merk je het wel. Overigens is er bij ons op school maar een enkeling die nog overstapt van havo naar vwo, na de tweede.

Voor sommige kinderen zou het echt goed zijn als ze niet meteen in een hokje geplaatst worden. Aan de andere kant: ik heb nu ook een mentorklas vwo, en ik merk dat veel van die kinderen het echt fijn vinden bij elkaar in de klas te zitten. Ze zijn opgelucht tussen allemaal andere kinderen te zitten die ook gemotiveerd zijn om te leren.

Voor vwo’ers zal een gemengde klas als nadeel hebben dat het daar onrustiger is, en dat ze samen zitten met minder gemotiveerde leerlingen. Maar vanuit het idee van kansengelijkheid vind ik het goed om de leerlingen samen te laten starten.

Een voorwaarde voor een brede brugklas is denk ik wel dat je de ruimte hebt de leerlingen in groepjes te laten werken. Ze moeten even apart kunnen gaan zitten. Het schoolgebouw waarin ik lesgeef is daar in elk geval niet voor geschikt.

Ik geloof wel dat meer gebruik van online lesmethodes kan helpen in zo’n klas, doordat gepersonaliseerde routes door de lesstof mogelijk zijn. Je kunt leerlingen dan ook flexibeler ondersteuning bieden met vakken waar ze het lastig mee hebben. Een andere voorwaarde voor brede brugklassen is dat de klassen klein zijn, 15 tot 20 leerlingen. Dan krijg je dus wel een verdubbeling van het aantal klassen ten opzichte van de huidige situatie.

In theorie zou het wel kunnen denk ik. Ik twijfel alleen of alle scholen erop zitten te wachten... In elk geval moet eerst aan de voorwaarden zijn voldaan, voordat je het invoert. En ik vind niet dat je als overheid dit moet verplichten.

Zelf zou ik het wel leuk vinden in zo’n klas les te geven. Nu in de homogene groepen, geef ik veel klassikaal les. In een brede klas zal ik veel meer moeten differentiëren. Het lijkt me mooi om meer kinderen meer groeimogelijkheden te geven.

Het is een mooi plan, maar ik denk wel dat er heel veel geld voor nodig is, en ik weet niet of het haalbaar is. Misschien kun je beter inzetten op gemengde klassen van twee niveaus, en scholen stimuleren door daar meer subsidie voor te geven, zodat ze die klassen klein kunnen houden.

Dan is de keuze een mavo-havo of havo-vwo-klas van 25 leerlingen, of een aparte mavo, havo of vwo-klas van 31 leerlingen. En dat bijvoorbeeld voor de eerste twee jaar. In die brede brugklassen kun je dan extra activiteiten aanbieden - tweetalig onderwijs, technasium, theaterklas - zodat leerlingen zich op die manier individueel extra kunnen ontwikkelen.

Ik werk 0,8 fte (20 lesuren). Niet een van mijn collega’s die Nederlands geeft, werkt fulltime. Fulltime werken (25 lesuren) is eigenlijk niet te doen. Op mijn vrije vrijdag ben ik altijd nog de hele dag met school bezig. Ik vind dat een fulltimebaan uit 20 lesuren moet bestaan. Omdat dat in de praktijk een fulltimebaan is.

Hier op school zijn de scholingsmogelijkheden verder beperkt. Ik weet niet hoe dat op andere scholen is, maar ik zou zelf wel meer behoefte hebben aan professionalisering.’

Leerkracht basisschool groep 8

  • ‘Ruim 50% van de ouders vindt het advies eigenlijk te laag en vraagt om extra toelichting of wil weten hoe hun kind nog havo kan halen. Ouders denken dat havo het gemiddelde is en vinden het heel belangrijk dat hun kind minimaal naar havo gaat.’
  • ‘Op de PABO zijn we niet voorbereid op gesprekstechnieken en ik moest het dus allemaal in de praktijk leren. Alhoewel ouders vaak na de uitleg wel iets meer begrip krijgen voor het advies, wil ik die gesprekken nadat ik ze één keer alleen heb gevoerd nooit meer alleen doen en altijd met een andere leraar of de schooldirecteur erbij.’

Volledig interview

‘Na mijn stage ben ik op deze school blijven werken. Ik zit hier nu vier jaar. Ik heb vwo gedaan en daarna de academische PABO. Eerst gaf ik les aan groep 7, de laatste twee jaar aan groep 8. Ik ben ook bovenbouwcoördinator.

Lesgeven aan groep 8 is leuk. Je bereid de kinderen echt voor op de middelbare school, je maakt de overgang van kind naar puber mee en ze gaan zich ook meer aan je binden omdat het het laatste jaar is op de basisschool.

We proberen het advies in groep 7 voorzichtig te geven zodat kinderen en ouders niet teleurgesteld worden maar ook zodat ze in groep 8 nog vooruitgang kunnen maken. In groep 8 organiseren we vervolgens een gesprek van twintig minuten met de ouders en hun kind waarin we het niveau-advies toelichten.

Meer dan de helft van de ouders vindt het advies te laag en vraagt om een extra toelichting of wil weten hoe hun kind nog havo kan halen. Ouders denken dat havo het gemiddelde is en vinden het heel belangrijk dat hun kind minimaal naar havo gaat. In sommige gevallen melden ouders hun kind zelfs aan voor een havo-brugklas, terwijl de school een lager advies had gegeven.

‘Laagopgeleid’ klinkt slecht; het vmbo heeft een negatief imago en op verjaardagen durven ze dan niet te vertellen naar welke school hun kind gaat. Onder laagopgeleide ouders speelt dat minder dan onder hoogopgeleide ouders.

Het levert pittige gesprekken op met de ouders. Op de PABO zijn we niet voorbereid op gesprekstechnieken en ik moest het dus allemaal in de praktijk leren. Alhoewel ouders vaak na de uitleg wel iets meer begrip krijgen voor het advies, wil ik die gesprekken nadat ik ze één keer alleen heb gevoerd nooit meer alleen doen en altijd met een andere leraar of de schooldirecteur erbij. Ouders confronteren mij met dingen die ik op het schoolplein heb gezegd. Je bent dus voortdurend op je hoede.

Tegen mij zeggen kinderen wel eens: “Juf, waarom ben je juf als je vwo hebt gedaan?”

Of een brede brugklas de druk van ouders zal tegengaan weet ik niet. Je zult toch altijd moeten selecteren. Bij sommige kinderen is het in groep 8 al duidelijk dat ze later op vmbo-basis of kader of juist het vwo terechtkomen. Dit is een groep van ongeveer 15% voor wie het vanaf groep 6 of 7 en 8 eigenlijk al te moeilijk of juist te makkelijk is. Voor sommige kinderen is rekenen met breuken echt abakadabra. Moet je ze dan nog dwingen of kun je ze beter in de schooltuin laten werken?’

Om kansenongelijkheid aan te pakken moet je niet alleen naar de uitstroom kijken, maar ook naar de instroom. Veel kinderen wordt nooit voorgelezen en die komen al met een taalachterstand groep 1 binnen.’

Parttime docent geschiedenis, vmbo en brede mavo/havo/vwo-klassen, Haarlem

  • ‘Door de les goed voor te bereiden kun je ook differentiëren en qua uitdaging rekening houden met de vwo-leerlingen. Die doen dan een combinatie van opdrachten of moeten in opdrachten samenwerken. Je kijkt dan vanuit de individuele basis van de leerling hoe je ze kunt uitdagen.’
  • ‘Hoe ik les moest geven aan een brede brugklas heb ik echt in de praktijk moeten leren.’

Volledig interview

‘In de afgelopen jaren heb ik op verschillende scholen lesgegeven in Haarlem, Weesp en Beverwijk. Tot vorig jaar werkte ik vmbo-school en nu werk ik weer op een school waar mavo-, havo- en vwo-leerlingen in de eerste drie jaar samenzitten in de klas zitten. We hebben op de lerarenopleiding wel wat les gekregen over de verschillende niveaus, maar in de praktijk is het toch heel anders dan ik had verwacht als leerlingen van alle niveaus bij elkaar in één klas zitten.

Ik werk parttime en studeer daarnaast aan de universiteit voor mijn eerstegraadsbevoegdheid. Ik geef nu les aan vier brede klassen. Vorig jaar heb ik alleen aan vmbo’ers lesgegeven. Dat was een brede brugklas van basis-kader en een aparte mavo-klas.

Tijdens mijn stage had ik helemaal geen ervaring opgedaan met vmbo-leerlingen. Wat ik direct merkte was dat er veel onderling contact was tussen leerlingen van de verschillende vmbo-niveaus en dat ze bijvoorbeeld samenwerkten op de basis van toetsen. Dat was ook mogelijk omdat de school leerlingen de mogelijkheid gaf de op verschillende niveaus toetsen te maken. We probeerden basis-leerlingen een kader-niveau te geven en dat kon ook wel. Er werd binnen het team op individuele basis gekeken of een kader-leerling mavo-toetsen kon maken of niet. Ik denk dat dit alleen mogelijk was omdat we relatief kleine klassen hadden van zo’n 12 kinderen per klas, dit is vergeleken met andere vmbo-scholen denk ik relatief klein, al waren er op deze school ook veel leerlingen met gedragsproblemen.

Als ik dat vergelijk met de gemixte groep van alle leerlingen waar ik nu ook les aan geef, dan valt bij mijn vak – geschiedenis – op dat ze verschillende vaardigheden hebben zoals tekstbegrip en werken met bronnen. Mavo-leerlingen hebben vaak extra uitleg nodig en gaan minder snel zelf aan het werk terwijl vwo-leerlingen sneller zelf aan het werk gaan en minder begeleiding nodig hebben. In de les merk je dat mavo-leerlingen vaker en sneller hun vinger opsteken.

Toch merk ik dat het binnen de klas goed werkt. De niveaus zitten bij elkaar in de klas en als docent maak je groepjes van de verschillende leerlingen en die werken goed samen. Door de les goed voor te bereiden kun je ook differentiëren en qua uitdaging rekening houden met de vwo-leerlingen. Die doen dan een combinatie van opdrachten of moeten in opdrachten samenwerken. Je kijkt dan vanuit de individuele basis van de leerling hoe je ze kunt uitdagen.

Ik denk niet dat er een typische vmbo-leerling bestaat; dat idee laten wij in ieder geval een beetje los. We richten ons veel meer op de creativiteit bij de opdrachten en minder op de labels. Je ziet misschien dat vmbo-leerlingen wat minder ‘kunnen’ dan vwo-leerlingen en ze hebben vaak extra stappen nodig om dingen te begrijpen. Bij abstracte onderwerpen moet je ze meer uitleg geven - maar je moet ze ook zoveel mogelijk loslaten en de mogelijkheid geven om mee te doen. De vrijheid voor mavo-leerlingen om aan de havo te proeven is belangrijk.

Ik zie wel een duidelijk verschil tussen mavo-leerlingen en vmbo-basis- en kader-leerlingen - in hoe ze omgaan met abstractie, bronnen interpreteren en tekstbegrip. Natuurlijk verschilt het per leerling, maar over algemeen zijn mavo-leerlingen meer vergelijkbaar met havisten dan met andere vmbo’ers. Je ziet ook dat ze meer aansluiting bij havo vinden dan bij die andere vmbo’s.

Bij geschiedenis werken we in deze driejarige brugklas ook met een havo/vwo boek en de vmbo-tl-leerlingen werken daar ook in. Dat gaat prima als je de opdrachten net wat anders inricht.

Als je een brede brugklas wilt inrichten met vmbo-basis tot en met vwo dat zou ik de verschillen tussen de leerlingen te groot vinden. Als vmbo-kader leerlingen op de grens van vmbo-tl zitten dan kan het misschien, maar met basisleerlingen zijn er in de benodigde vaardigheden te grote verschillen. En dit zal zeker in grote klassen zo zijn. Het wordt in zo’n brede brugklas te lastig voor de docent om het in goede banen te leiden, maar ook voor leerlingen zelf wordt het praktisch niet in te vullen denk ik.

Nu merk je bij ons wel dat leerlingen meer aankunnen dan het niveau dat ze hebben gekregen. Ze hebben ook drie jaar de tijd om van niveau te veranderen en meer uitdaging te vinden. Heel veel leerlingen gaan relatief snel naar een ander niveau merk ik. We willen er in ieder geval voor zorgen dat ze niet omlaaggaan en dat komt denk ik ook niet veel voor. Wat ze op deze school proberen is de leerlingen een niveau omhoog te laten gaan als dat mogelijk is en als dit niet lukt dan willen we ze op dit niveau laten blijven. 

Ik vind enige indeling naar niveau wel goed, maar als je kijkt naar de mogelijkheden van leerlingen en het onderwijs dan wordt er te veel vastgehouden aan niveaus. Ik zou zeggen dat je een beetje de niveaus moet loslaten. Als leerlingen nu willen proeven aan een hoger niveau dan zijn de mogelijkheden daarvoor te beperkt. Met een brede brugklas biedt je kinderen wel meer keuze. Ik vind het trouwens lastig om te spreken van een hoog en laag niveau - want het hoogst haalbare is niet altijd het hoogste niveau.

In mijn lessen laat ik mijn leerlingen vaak dingen maken zoals posters of filmfragmenten in relatie tot de geschiedenisonderwerpen die we bespreken. We hadden bijvoorbeeld een project dat gericht was op slavernij en dan formuleer je als docent een aantal doelen zoals bijvoorbeeld dat leerlingen snappen wat slavernij voor Amsterdam betekende. Maar of ze de kennisverwerking nu via een poster, verslag of film doen maakt niet veel uit. Er zijn verschillende manieren die beter aansluiten bij bepaalde leerlingen. Een verslag van 500 woorden zal een vwo makkelijker kunnen maken. Als je een brede brugklas wil, moet je erg naar de toetsvorm kijken denk ik, en daarin variëren, dat geeft je dan veel meer ruimte’.

Ook binnen de lerarenopleiding moet er meer aandacht komen voor differentiatie. Hoe ik les moest geven aan een brede brugklas heb ik echt in de praktijk moeten leren. Er komt meer bij kijken dan je denkt; het is veel extra werk. Je moet als docent de tijd hebben elke leerling een ontwikkelingsplan te geven en dat bij te houden, want je wilt de leerlingen de mogelijkheid geven om een hoger niveau te halen. Maar je moet ook rekening houden de verschillende niveaus en als je dit invulling wilt geven in de lessen dan wordt het lastig en dan moet het aantal lessen dat we moeten voorbereiden omlaag.

Sommige docenten klagen op deze school nu al over de werkdruk. Dat is wel een voorwaarde er extra tijd bij komt. Je moet naar minder contacturen in het middelbaar onderwijs want dan is er meer vrijheid voor docent om lesmateriaal te ontwikkelen voor individuele leerlingen. Ik merk in mijn geval dat ik voor een lesuur van 40 minuten veel voorbereidingstijd nodig heb. Dat kan nu omdat ik niet fulltime werk en ik dus meer tijd heb om individuele aandacht voor leerlingen te bedenken. 

Subsidie voor brede brugklassen is goed denk ik, maar het is niet de oplossing, want hoe besteden scholen het geld? Daar moet je wel naar kijken.'

Moeder (mbo zorg): vier kinderen (vmbo, havo en nog 2 op de basisschool), Harlingen

  • ‘Trainingen voor de CITO-toets? Dat gebeurt hier in Friesland niet. Mijn dochter krijgt wel hulp bij wiskunde maar dat is van de buurvrouw omdat deze heel goed is in wiskunde en ik dat niet snap.’
  • ‘Ik denk dat een brede brugklas goed is. Doordat niveaus nu vanaf het begin van elkaar gescheiden zijn krijg je echt kader en havo mensen en dat botst altijd.’
  • ‘In een brede brugklas zouden kinderen denk ik wel beter op elkaar letten en zeggen: “Doe maar niet, doe maar even gewoon”. Bij ons op vmbo-kader was het gewoon echt chaos.’

Volledig interview

‘We zijn net verhuisd vanuit een dorpje naar Harlingen omdat we hier een groter huis konden krijgen, maar ook omdat de oudste twee kinderen nu naar de middelbare school gaan en de school voor hun nu dichterbij is. Mijn zoon doet vmbo en mijn dochter havo. Ze gaan naar dezelfde middelbare school, met niveaus van vmbo-basis tot vwo.

We hebben voor de school gekozen omdat die vanuit ons nieuwe huis dichtbij is. Zelf heb ik ook op deze middelbare school gezeten, dat maakt de drempel ook een beetje lager.

Naar open dagen van andere middelbare scholen zijn we niet geweest. Ik heb ook niets met de andere middelbare school hier in de buurt. Dat gebouw is triest, en de kantine ook. Er is nog een middelbare school hier, maar daar hebben ze alleen vmbo en mijn dochter had havo/vwo-advies dus dat was ook geen optie. 

Die school met dat trieste gebouw heeft bovendien alleen havo, geen vwo. Als ze dan toch vwo gaat doen, moet ze naar een andere school. Dat vind ik geen fijn idee; dan zit ze hier direct op de goede plek, dat is beter.

Het schooladvies van havo/vwo hadden we verwacht, want mijn dochter is echt een strebertje. Ze wil altijd hoge cijfers halen en ze vindt leren ook eigenlijk heel leuk. Op de basisschool had ze nooit problemen. Ze was op de vrijdag altijd al aan het leren voor de toets van maandag.

Trainingen volgen voor de CITO-toets, dat gebeurt hier in Friesland niet. ‘Mijn dochter krijgt wel hulp bij wiskunde maar dat is van de buurvrouw omdat deze heel goed is in wiskunde en ik snap dat niet. Kinderen krijgen hulp van hun ouders, van een buurvrouw of grote zus of broer: je zoekt het toch een beetje in je eigen kring. Dat is normaal, want bijles dat kost natuurlijk ook nog wel iets.

Op school heeft mijn dochter wel een soort bijlessen. Dat heet studie-uren of hulples, maar dit is meer dat je huiswerk kan maken terwijl leraren op je letten. Bij hulples worden ze geholpen met sommige vragen. Ze zitten daar in groepjes van acht kinderen. Twee dagen van tevoren moeten ze zich al inschrijven voor de hulples, want als er allemaal wiskundevragen zijn moet er wel een wiskundeleraar aanwezig zijn.

Het zou wel fijn zijn als de gemeente een deel van de bijlessen zou betalen. Van biologie en wiskunde snap ik niet zoveel, dat heb ik zelf ook nooit gehad. Daar kan ik haar echt niet bij helpen. Aan die bijlessen zou ik best wel wat geld willen uitgeven, maar als overheid dat zou betalen dan is de stap om die bijlessen te nemen wel veel kleiner.

Nu stapt mijn dochter voor vragen over die vakken meestal naar pake (opa), want pake is heel goed in wiskunde. En de buurvrouw die vindt wiskunde dus heel leuk. We hebben ook het voordeel dat de twee buurmeisjes in hogere klas zitten van havo en vwo - die snappen ook alles en die hebben alles gehad dus als ze een vraag heeft dan gaat ze ook wel daar heen.

Een brede brugklas zoals jullie voorstellen is denk ik goed. Doordat de niveaus nu zo van elkaar gescheiden zijn vanaf het begin, krijg je echt kader- en havo-mensen en dat botst altijd. Ik denk dat ze elkaar wel kunnen steunen.

Maar het kan alleen werken als er goede leerkrachten voor de klas staan. Ze moeten goed zijn in hun vak; als ze wiskunde geven moeten ze wel wiskunde hebben gestudeerd en dat ook in alle niveaus kunnen uitleggen.

En de kinderen die vwo en gymnasium doen, moeten wel een beetje getriggerd worden. Een brede brugklas zal vooral voor de vmbo’ers heel nuttig zijn. Ik heb zelf vmbo gedaan en denk dat het beter zou zijn geweest als ik in een brede brugklas had gezeten want ik zat wel in een klas met schorriemorries. Mijn klas was berucht voor het overstuur maken van leraren, rotzooi maken en drugsgebruik. In een brede brugklas zouden kinderen denk ik wel beter op elkaar letten en zeggen: “Doe maar niet, doe maar even gewoon”. Bij ons op vmbo-kader was het gewoon echt chaos.’

Hoogopgeleide alleenstaande moeder, Amsterdam-Centrum, dochter van 10 jaar (vwo-advies), dochter van 18 jaar (afgestroomd van gymnasium naar havo)  

  • ‘Het stigma op lagere niveaus zie je bijvoorbeeld op feestjes. Mensen zullen nooit direct zeggen als het advies van je kind slecht is, ze zullen altijd zeggen: het maakt niet uit je kan altijd nog loodgieter worden.’
  • ‘De school staat in het centrum van Amsterdam, die ouders waren bij wijze van spreken allemaal bankdirecteuren. Ze geloven in de maakbaarheid van het kind; dat alles te regelen valt door maar extra opdrachten en oefeningen te geven. En als de kinderen dan nog een taalachterstand hadden, dan kreeg de school de schuld.’
  • ‘Ik ben niet zozeer voor een brede brugklas, maar meer tegen een categorale school. Als een kind daar faalt of het lastig heeft met bijvoorbeeld een scheiding en moet afstromen hebben ze al een probleem en dan moet het ook nog naar andere school ook. Dat is slecht voor het kind’.

Volledig interview

‘Mijn oudste dochter kreeg aan het einde van groep 7 vwo-advies, maar maakte de CITO-toets uiteindelijk veel slechter dan verwacht. Het vwo-advies bleef toen gewoon staan. Maar de middelbare school stelde wel extra eisen aan mijn dochter om toegelaten te worden en daarom heeft ze nog een extra test moeten doen. Ik zag dat helemaal niet zitten, die test. Van mij had ze ook prima havo kunnen doen, en daarna gewoon vwo als ze had gewild. Zelf heb ik het ook zo gedaan.

Al vanaf het begin van groep 8 merkte ik dat het een ander jaar was als voorgaande jaren. Ik zag het ook aan de onrust onder de ouders op het schoolplein. Zij linken de mate van succes en het geluk van hun kinderen geheel aan de eindtoets. Die ouders staarden zich blind op het vwo-advies.

De school staat in het centrum van Amsterdam, die ouders waren bij wijze van spreken allemaal bankdirecteuren. Ze geloven in de maakbaarheid van het kind; dat alles te regelen valt door maar extra opdrachten en oefeningen te geven. En als de kinderen dan nog een taalachterstand hadden, dan kreeg de school de schuld.

Er heerst een enorme angst dat hun kind op het vmbo terecht komt. Dat is echt onbespreekbaar. Daarom stuurden veel ouders hun kind op training voor de eindtoets. Ik vind dat echt onzin en zou mijn kind daar nooit naartoe sturen, die uitslag draait alleen maar om prestige.

Die ouders denken dat hun kind alleen op de universiteit succesvol en gelukkig kan worden. Dat is de ‘maatschappelijke norm’. Het vmbo heeft simpelweg ‘een lage status. Op feestjes zullen mensen het nooit direct zeggen als het advies slecht is, ze zullen altijd zeggen ‘het maakt niet uit, je kan altijd nog loodgieter worden’. Dat geeft wel aan dat er een enorm stigma op vmbo-beroepen zit; het wordt in verband gebracht met ‘als je slechte cijfers haalt dan kan je altijd nog…’

Deze hoogopgeleide ouders zijn ook heel erg bang dat hun kinderen op het vmbo in contact komen met ongure types. Het vmbo heeft een veel negatievere connotatie dan de havo.

Een brede brugklas vind ik een goed idee. In Nederland zijn ook al brede scholen waar dit werkt. Ik ben vooral erg tegen categorale scholen. Mijn dochter is uiteindelijk afgestroomd van vwo naar havo en omdat ze op een categorale vwo-school zat betekende dit dat ze ook van school af moest. Dit was heel ingrijpend. De school had mooie praatjes over begeleiding, maar door de werkdruk van de docenten viel dat in de praktijk erg tegen. Wij zijn echt niet goed begeleid.

Als een kind faalt of het lastig heeft en moet afstromen hebben ze al een probleem en dan moet het ook nog naar andere school. Dat is slecht voor het kind.

Middelbare scholen zouden veel beter moeten kijken naar het primair onderwijs, want daar worden grote stappen gemaakt: burgerschap, welbevinden van kind, sociale cohesie zijn daar al onderdeel van de lesstof. Als een kind zich goed voelt dan leert het goed. Minder nadruk op cijfers en toetsen op de middelbare school zou ook, of eigenlijk met name, voor vwo’ers beter zijn: ‘vwo’ers moeten alleen maar door hoepeltjes springen zes jaar lang. Wie is er dan slimmer, een vwo’er of vmbo’er?’

Hoogopgeleide moeder, Leiden, Joegoslavische achtergrond: zoon (5 gym) en dochter

  • ‘Een brede brugklas zou kinderen zoals mijn zoon beschermen. Zijn toekomst zou dan niet zo afhankelijk zijn van en een momentopname als de CITO-toets.’
  • ‘Ik vind het erg belangrijk dat kinderen met allerlei culturele en sociaaleconomische achtergronden samen op school zitten, daar worden ze een ervaring rijker van. We leven in een multiculturele samenleving: ik vind het heel belangrijk dat kinderen dat weten en zien.’
  • ‘Docenten die met moeilijkere kinderen werken zouden beter beloond moeten worden. Slimme en makkelijke kinderen zijn voor iedereen makkelijk. Moeilijkere kinderen - of dat nu door omgeving, ziekte of wat dan ook komt - hebben meer steun nodig. Daar moet meer geld voor komen.’

Volledig interview

‘Ik heb wel mijn bedenkingen gehad bij de keuze van mijn dochter voor het Stedelijk Gymnasium, omdat ze eerst havo/vwo-advies had gekregen en bovendien vijf keer per week danst. Maar mijn dochter was heel zeker over haar keuze.

Ik kom zelf uit Joegoslavië, waar we geen vroege selectie naar niveau kennen. Dat heeft voor- en nadelen. Als een kind vroegrijp is, werkt het Nederlandse systeem goed. Kinderen die echter op wat latere leeftijd volwassen worden, komen denk ik beter tot hun recht in een systeem met latere selectie. Mijn zoon is zo’n late leerling, terwijl mijn dochter juist al vroeg wist wat ze wilde.

Een brede brugklas vind ik een goed idee omdat het kinderen als mijn zoon zou beschermen. Hij zou dan niet zo afhankelijk zijn van en een momentopname als de CITO-toets. Twee jaar betekent voor deze leeftijd heel veel.

Toch vind ik het Nederlandse onderwijssysteem beter dan in mijn moederland. Nederlandse leerlingen worden goed begeleid om zelf een beslissing te nemen. Er wordt aandachtig gekeken naar de kwaliteiten, talenten, interesses en behoeften van leerlingen, die zo op een natuurlijke manier worden gestuurd. Het Nederlandse systeem biedt veel ruimte om een bepaald niveau alsnog te halen.

Ik vind het belangrijk dat kinderen met allerlei culturele en sociaaleconomische achtergronden samen op school zitten, daar worden ze een ervaring rijker van. We leven in een multiculturele samenleving; ik vind het heel belangrijk dat kinderen dat weten en zien.

Vooral kinderen met een ‘label’ hebben het moeilijk. Ze worden in een hokje geplaatst en er wordt te weinig aandacht aan ze besteed. Die kinderen verdienen meer begeleiding. Meer gespecialiseerde docenten en een kleine klas. Ze moeten nu zwemmen in een grote oceaan. Docenten die met moeilijkere kinderen werken zouden beter beloond moeten worden: slimme en makkelijke kinderen zijn voor iedereen makkelijk. Moeilijkere kinderen - of dat nu door omgeving, ziekte of wat dan ook komt - hebben meer steun nodig. Daar moet meer geld voor komen.’

Hoogopgeleide moeder, Leiden, dochter in brugklas havo, zoon in groep 8

  • ‘Als ouder wil je je kind vertrouwen geven en zeggen: hang je niet zo op aan deze uitslag. Maar het is wel heel bepalend voor waar je start. Voor mijn dochter was dit een soort etiketje waar ze zich niet aan kan ontworstelen. Mijn man en ik zeiden: als het erin zit, gaat het er wel een keer uit komen, je bent nooit uitgeleerd. Voor mijn dochter was het echter ingewikkeld.’
  • ‘De druk van ouders op de leerkracht van groep 8 met betrekking tot de schooladviezen vind ik super heftig. De leraar durfde het niet aan om mijn man en ik - beide met een universitaire achtergrond - te vertellen dat mijn dochter mavo/havo-advies had, omdat hij er al veel ruzie met andere ouders door had gekregen.’
  • ‘Mijn dochter moest huilen omdat ze zich schaamt vanwege haar advies. Er zijn hier wel wat tranen gevloeid. Dan kunnen mijn man ik wel zeggen: maak je niet druk, komt wel goed. Maar het is natuurlijk wel heel vervelend dat kinderen in de klas zeggen: Wat heb jij voor advies? Máár mavo?!’

Volledig interview

‘De periode rond de citotoets en het uiteindelijke schooladvies was spannend, want onze dochter wilde graag naar een havo/vwo/gymnasiumschool, terwijl het voorlopige schooladvies mavo/havo luidde. Als ze de citotoets slecht zou hebben gemaakt, zou ze dus niet naar die school mogen.

Uiteindelijk scoorde ze op de citotoets twee punten onder havo-advies. Een ‘lullig geheel’, want de basisschool hield door die score vast aan het mavo/havo-advies, waardoor ze eerst een toelatingsgesprek moest doorlopen om te kunnen beginnen op de door haar gewenste school. Ik vind het lullig, omdat de citotoets zo’n nauwe manier van toetsen is. Mijn dochter plant goed, maakt haar huiswerk altijd netjes en op tijd, en zat in de leerlingenraad. Na de citotoets zag ze hoe klasgenoten die nooit hun huiswerk maakten en altijd zaten te kloten vwo-advies kregen. Dat snapte ze niet, ze vroeg zich hardop af waarom ze helemaal niet beloond werd voor al die extra inzet.

Ik vind het vreemd dat de citotoets zo zwaar telt, terwijl alle goede resultaten tijdens het schooljaar niet meegenomen worden. Het feit dat er achter de citotoets allemaal citotrainers verscholen gaan, maakt dat probleem erger. Als ouder wil je je kind vertrouwen geven en zeggen: hang je niet zo op aan deze uitslag. Maar het is wel heel bepalend voor waar je start. Voor mijn dochter was dit een soort etiketje waar ze zich niet aan kan ontworstelen. Mijn man en ik zeiden: als het erin zit, gaat het er wel een keer uit komen, je bent nooit uitgeleerd. Voor mijn dochter was het echter ingewikkeld.

Het is een dubbel gevoel: iemand anders beoordeelt je kind, daardoor komt er toch een soort leeuw in je naar boven. Je wilt je kind zo goed mogelijk steunen maar daarin niet te ver gaan. Er hangt van alles omheen. Je wilt het beste voor je kind, maar wat is het beste? Balans vinden is moeilijk. Als ouder mag je al bijna niet meer zeggen dat je het niet erg vindt dat je kind op mavo-niveau begint en dan doorgroeit. Dan heb je niet het beste met je kind voor. Je wilt toch eruit halen wat erin zit?! Dat vind ik heel ingewikkeld.

De druk van ouders op de leerkracht van groep 8 met betrekking tot de schooladviezen vind ik super heftig. De leraar durfde het niet aan om mijn man en mij - beide met een universitaire achtergrond - te vertellen dat onze dochter mavo/havo-advies had, omdat hij er al veel ruzie met andere ouders door had gekregen.

De kinderen van de buren hebben allemaal op citobijles gezeten. Hun ouders zeggen: “We herkennen ons niveau niet in de prestaties van onze kinderen.” Dat vind ik echt om te janken, zo zielig. Dan gaan die kinderen naar vwo, en dan? Waarom kunnen we niet met elkaar zeggen: wat maakt het nu uit? Een kind gaat gewoon naar het niveau dat bij hem past, en doorloopt dat in z’n eigen tempo.

Mijn dochter is uiteindelijk terecht gekomen in een havobrugklas, op de school die ze zelf uitgekozen had. Als blijkt dat ze havo niet aan kan, moet ze van school af. Een heftig fenomeen. Op school moest ze een soort contractje tekenen, waarin min of meer staat dat als ze hulp nodig heeft, ze dat moet aanvaarden. Ik vond dat eigenlijk heel positief, het stelde mij alleen maar gerust. Toch had ik liever gehad dat de school ook een vmbo tl-afdeling had, waardoor het risico een andere school te moeten zoeken niet aanwezig zou zijn.

Een mavo/havo-brugklas hadden mijn man en ik ook geen probleem gevonden. Het verschil tussen schoolniveaus is in de praktijk veel kleiner dan men doet voorkomen. We hangen er heel veel aan op, maar laten we er alsjeblieft niet zo spastisch over doen, het valt in de praktijk allemaal wel mee.

De maatschappelijkke druk om een hoog schoolniveau te halen vind ik persoonlijk pijnlijk. Mijn dochter moest huilen omdat ze zich schaamt vanwege haar advies. Er zijn hier wel wat tranen gevloeid. Dat kunnen mijn man ik wel zeggen: “Maak je niet druk, het komt wel goed.” Maar het is natuurlijk wel heel vervelend dat kinderen in de klas zeggen: “Wat heb jij voor advies? Máár mavo?!”

Het stigma op lagere niveaus en met name vmbo is groot. We zitten hier in een hoogopgeleide, witte, rijke kakwijk, laten we dat ook maar even benoemen: mensen willen gewoon vwo-advies, bedreigen de school als het kind niet het advies krijgt dat ‘past bij het niveau van de ouders’. We moesten maar eens beginnen met vmbo’ers gelijk te behandelen. Waarom noemen we iemand eigenlijk laag- of hoogopgeleid? Je moet mij niet vragen om hier een elektriciteitstoestand aan te leggen; hoezo laagopgeleid? Ik vind het heel knap, die mensen zijn vaklui. Wij rommelen maar wat aan.

Een brede brugklas lijkt me een goed plan, maar het lijkt me lastig daar een concrete invulling aan te geven. Ik zou het helemaal niet gek vinden als je zegt: de brugklasperiode duurt twee jaar, laat kinderen zelf ervaren wat het is om te leren en op een andere manier stof tot zich te nemen. Aan de andere kant lijkt de differentiatie binnen één klas me lastig. Tegenwoordig krijgen ze bijvoorbeeld twee cijfers in een havo/vwo-brugklas; dat vind ik wel ingewikkeld. Dan voel je: mijn havo-cijfer is voldoende, maar mijn vwo-cijfer niet. Dan hebben kinderen continu die vergelijking en lijkt het alsof ze falen, terwijl ze gewoon havo halen, hartstikke goed natuurlijk.’

Vader en moeder (hoogopgeleid) met Syrische achtergrond, Zoeterwoude, dochter op vmbo-tl

  • ‘In onze situatie hier vind ik het fijn dat ze allemaal samen in een klas zitten want wij hebben ‘weak children’ dus dan is het beter, dan kunnen ze meer leren, maar in normale situatie is het beter om te seperaten.’

Volledig interview

Vader: ‘We zijn nu vier jaar in Nederland. In Syrie woonden we in Damascus. Onze dochters hebben ook in Egypte en Turkije op les gezeten.

Onze dochters krijgen één keer per week les van vrijwilligers, buiten school over taal en rekenen. De oudste is vorig jaar naar vmbo-kader-tl gegaan, ze heeft moeite met wiskunde. Kader/tl is meer met handen werken en zij houdt van het huis veranderen, mooier maken, dus ze vindt kader-tl leuk.

Aan het begin van groep 8 kreeg onze dochter een intelligentietest, een soort IQ-toets. Ze haalde hoge cijfers op deze toets, alleen voor rekenen niet goed. De meester zei dat onze dochter slim is maar dat ze alles opnieuw moet leren omdat ze eerst de taal eigen moet maken en dan alles in het Nederlands moet leren.

De meester informeerde ons over het Nederlandse systeem, maar het is nog steeds erg lastig. We zijn drie of vier keer uitgenodigd voor een tien minutengesprek, maar we willen altijd meer informatie. Het is wel een eerlijk systeem in Nederland. We hebben gevraagd waar het advies op gebaseerd is, ze kijken naar niveau voor taal, rekenen, meester zegt is heel goed met begrijpend lezen, maar rekenen moeilijk. Ja, de leraar, toonde charts, toetsen, het is eerlijk/fair denk ik.

Moeder: ‘Wat jullie willen, die brede brugklas, is een goed idee vind ik. Ik zie dat mijn dochter nu verandert op de middelbare school. Ze wordt serieuzer, komt na school terug naar huis en maakt dan direct haar huiswerk. Meer responsible nu al. Kinderen van veertien denken anders dan kinderen van elf en dat het belangrijk is dat ze langer de tijd krijgen om zich te ontwikkelen, het kind meer informatie te geven zodat het een hoger niveau kan halen.

Voor onze kinderen is het goed om met kinderen in de klas te zitten die beter presteren dan zij. In onze situatie hier vind ik het fijn dat ze allemaal samen in een klas zitten want wij hebben weak children dus dan is het beter dan kunnen ze meer leren maar in normale situatie is het beter om te seperaten.

Vader: ‘De school denkt onze dochter kan een niveau hoger komen.’

Moeder: ‘We kennen een andere Syrische familie hier in de buurt. Hun kind kan goed rekenen en krijgt al les op een hoger niveau. Op die scholen kijken ze dus per vak of het kind een hoger niveau kan. Ze hebben veel contact met andere Syriërs over de school omdat onze kinderen allemaal dezelfde problemen ervaren. Ze willen allemaal snel het systeem leren, omdat voor iedereen geldt dat zeven jaar educatie van de basisschool in één of twee jaar geduwd moet worden.’

Moeder (MBO), Leiden, met zoon op vmbo basis-kader, en dochter op basisschool

  • ‘Groep 8 was stressvol voor mijn zoon, nu hij in de brugklas zit bloeit hij enorm op. Hij hoeft niet meer op te boksen tegen alle havisten en vwo’ers.’
  • Voor mijn zoon is deze school heel geschikt. Die moet om kwart voor negen op school zijn en hij is om kwart voor acht al weg van huis. Het is hier vandaan zo’n 10 minuten fietsen. Hij is heel erg gemotiveerd geraakt. Hij wil graag onderwaterlasser worden.’

Volledig interview

‘Mijn oudste zoon zit in de brugklas van Da Vinci College Lammenschans op basis kader niveau. Hij heeft in principe dezelfde kansen als iedereen gehad, alleen hij moest een heel hoog tempo volgen, en dat kan hij niet. Hij was zeven jaar, en toen stond hij hier in de keuken met een koksmes en zei hij “Ik wil niet meer.” Toen zijn bij ons de bellen gaan rinkelen. We wisten destijds nog niet dat hij ADHD en dyslexie had. Via allerlei omwegen zijn we bij curium LUMC uitgekomen. Dat is de GGZ voor kinderen.

Hij heeft dyslexietraining gekregen, en voor zijn ADHD zit hij aan de medicatie. Hetzelfde geldt voor mijn dochter. Daar was ik eerder bij omdat ik de symptomen beter kon herkennen. Die zit nu in groep 5.

In groep 8 heeft Sven basis/kader-advies gekregen. Bij de uitslag van de eindtoets bleek dat hij toch kader/theoretisch kon doen. We hebben hem aangemeld voor een basis/kader-klas. Daar hebben we voor gekozen om hem een succeservaring te laten hebben na de brugklas. Hij kan daarna altijd nog omhoog, dat hadden we liever dan dat hij na de brugklas wellicht zou moeten afstromen.

Groep 8 was stressvol voor mijn zoon, nu hij in de brugklas zit bloeit hij enorm op. Hij hoeft niet meer op te boksen tegen alle havisten en vwo’ers.

Het idee van de brede brugklas wordt al enigszins toegepast op Da Vinci Lammenschans, maar alleen in het eerste jaar en alleen voor vmbo-niveaus. Er zijn kleine klassen - 16 leerlingen per klas - alle kinderen hebben wel ‘iets’, dus hebben intensieve begeleiding nodig.

Op basis/kader-niveau mag je sommige vakken ook op mavo-niveau volgen en examen in doen. Dat wordt bepaald aan de hand van de cijfer en inzet. Sport doet hij samen met de mavo-klas. Wat ik begrijp is dat hij bij keuzewerktijd ook les krijgt met andere basis/kader klassen. Dat gaat heel goed. Voor mijn zoon is deze school heel geschikt. Hij moet om kwart voor negen op school zijn en hij is om kwart voor achten al weg. En het is hier vandaan zo’n 10 minuten fietsen. Hij is heel erg gemotiveerd geraakt. Hij wil graag onderwaterlasser worden.

De eerste twee jaar een brede brugklas zou mij superleuk lijken, want dan heeft hij meer kans om zich te ontwikkelen. Een voorwaarde vind ik wel dat het alleen vmbo-niveau is, anders wordt het voor mijn zoon te stressvol. Hij voelt zich nu lekker tussen gelijkgestemden, hij hoeft nu niet meer dom gevonden te worden. Mijn zoon haalde nooit zevens, achtens en negens en nu wel. Daar krijgt hij zelfvertrouwen van.

Ik vind het belangrijk dat klassen gemengd zijn op sociaaleconomisch gebied en migratieachtergrond. Er zitten leerlingen met verschillende culturele en sociale achtergronden in de klas – mensen die een tolk nodig hadden omdat ze gewoon heel gebrekkig Nederlands praatten. Stratenmakers, maar ook wat hoger opgeleide mensen wiens kind het gewoon net niet aan kan.

Mijn zoon was één van de eersten die zichzelf had aangemeld voor bijles. Hij zei: “Dan ga ik leren hoe ik moet leren.” Er is geen één-op-één bijles, het varieert met hoeveel kinderen er zijn. De kinderen schrijven zichzelf in. Er is een bepaalde marge met hoeveel kinderen in een groep ze bijles krijgen. Als het er te veel worden, komen er docenten bij.

Ik vind het belachelijk dat scholen in een wijk die wat duurder staat aangeschreven en waar dus ook hoger opgeleiden wonen, de school afgerekend wordt en dus ook subsidie krijgt naar de uitstroom (hoe hoger de uitstroom, hoe hoger de subsidie volgend jaar is). Op het moment dat je de uitstroom niet haalt, krijg je minder subsidie. Scholen waarvan uitstroom lager ligt zouden juist meer subsidie moeten krijgen. Op die manier kan je kinderen met zogenaamde rugzakjes beter helpen.’

Vader (hoogopgeleid), Leiden, drie kinderen (vwo-brugklas, groep 7 en 5, openbare basisschool

  • ‘De selectie in groep 8 was voor ons eigenlijk heel gemakkelijk. Onze dochter scoorde altijd hoge cijfers, het moest wel gek zijn als ze geen vwo-advies kreeg.’
  • ‘Als je acht jaar op een school zit, dan kan ik me niet voorstellen dat je het niveau van een kind niet weet. Ik vind eigenlijk dat het schooladvies van de leraar nog wel wat zwaarder mag wegen dan de citotoets, omdat de citotoets een momentopname is.’

Volledig interview

‘Met alle drie de kinderen gaat het goed op school. Ze voelen zich lekker in de klas en gaan met plezier naar school. Ze hebben vriendjes en vriendinnetjes en halen goede cijfers. Ze zitten alle drie in de plusklas. Een plusklas is voor bovenop het reguliere onderwijs: het geeft meer uitdagingen, als je klaar bent met lessen kun je daarmee aan de slag. Ze krijgen daar mooie mappen en boekjes voor. We beseffen wel dat we in een luxepositie zitten, dus dat we er niet bovenop hoeven te zitten. Het is geen ongeïnteresseerdheid, maar er zijn dingen van school die automatisch langs ons heen gaan. Het is gewoon hun wereld, we weten dus ook niet altijd alles.’

De selectie in groep 8 was voor ons eigenlijk heel gemakkelijk. Onze dochter scoorde altijd hoge cijfers, het moest wel gek zijn als ze geen vwo-advies kreeg. Er was geen discussie over, en het was ook geen verrassing. Ik weet wel dat er mensen waren die zijn gaan discussiëren met de leraar. Bij sommigen was ook sprake van aanpassing van het advies na een tweede gesprek met de leraar.

‘Als je acht jaar op een school zit, dan kan ik me niet voorstellen dat je het niveau van een kind niet weet. Ik vind eigenlijk dat het schooladvies van de leraar nog wel wat zwaarder mag wegen dan de citotoets, omdat de citotoets een momentopname is. Het moet wel onderbouwd zijn, want je ziet dat sommige kinderen die geen goede klik hebben met de docent daarin kunnen worden benadeeld. En het moet altijd gebaseerd zijn op basis van inzet en cijfers. Ik kan me ook voorstellen dat het goed is dat kinderen bij wie het moeilijk is om te bepalen er een derde bij zit. Grosso modo vind ik het wel goed gaan, maar er moet niet te veel op de toets gebaseerd worden.

Bij een brede brugklas is het denk ik lastig voor een leraar om goed uit te kunnen leggen. Binnen een klas wordt minder gefocust op je eigen niveau. Het voordeel is dat je heel geleidelijk, als het lekker gaat op school, bijvoorbeeld van mavo naar havo kunt opstromen. Niet iedereen heeft op zijn twaalfde zijn niveau te pakken.

Het lijkt me wel ingewikkeld in een klas, moeten er subgroepjes worden gemaakt? En krijg je dan niet toch qua cultuur dat je drie miniklasjes hebt? En hoe groot is die binding dan? Je probeert die binding te vergroten, maar hoe pakt dat in de praktijk uit? Daar moet je dan extra aandacht aan besteden, hoe zit je naast elkaar? Helpt de één de ander? Niet alleen vakinhoudelijk, maar ook meer bezig met de begeleiding van de klas.

Qua beeldvorming is het heel goed, dus niet van ‘oh jij wordt laagopgeleid en jij wordt hoogopgeleid’. Hoe het in de praktijk zou uitpakken? Het systeem is positief, maar de aanvaring is eigenlijk hetzelfde maar dan binnen één klas. Vwo’ers zouden meer praktijkgerichte vakken van vmbo krijgen, die ze normaal niet zouden krijgen. Dat lijkt me goed want het vwo is nu véél te cognitief.’

Om vakken als gym en tekenen met alle niveaus samen te geven, dat zou ik een heel goed idee vinden. Dan doorbreek je ook een beetje het idee dat iemand van de ambachtsschool lager is dan iemand die op de universiteit terechtkomt. Er is waarschijnlijk een tekort aan loodgieters. Je krijgt een bredere kijk op het leven.

Als we een leuke school hebben uitgekozen, en ze hebben een brede brugklas, zou ik het daar niet door af laten tikken. Per kind is het ook heel verschillend. Voor mijn oudste dochter is het prima, maar voor mijn andere dochter weet ik niet of ze dat prettig zou vinden. Aan de andere kant is het sowieso maar twee jaar, dus relatief kort. Het heeft ook te maken met de klas die je treft, de motivatie/interesse is belangrijker dan het niveau. Je leert je kind precies wat de afspiegeling is in de maatschappij. Er zit wel een gezond aspect aan. Anders ga je op je twaalfde je bubbel in, op deze manier stel je dat wat uit.

Het onderwijs is nu veel te cognitief. Ik snap helemaal niet waarom dat zo moet. Je leert allemaal wiskunde, natuurkunde etc., maar het leven is veel breder dan dat. Waarom niet leren zelfstandig worden, flexibel zijn? Veel dingen zijn gericht op informatieoverdracht, terwijl je nu veel informatie kunt opzoeken. Wat moet je echt weten en waar moet je leren mee om te gaan?’

Moeder (werkt in de zorg, Noord-West Friesland), zoon op het speciaal onderwijs, dochter brugklas vmbo-havo, oudste zoon derde jaar van vmbo tl

  • ‘Mijn zoon zat tegen het vwo-advies aan, maar is uiteindelijk naar havo gegaan want wij dachten dat dat wel beter was voor hem ook. Als moeder ken je je kind toch wel een beetje en vwo is zoveel lezen.’
  • ‘Nu hij van de havo naar het vmbo is gegaan fleurt hij helemaal op. HIj heeft ook een goede mentor. Zelf kreeg ik er natuurlijk ook stress van want je weet niet wat er met je kind is, je hebt ook geen contact met de mentor of de school, dat is echt heel anders dan de basisschool waar je zo even naar binnenloopt en veel beter weet wat er met je kind gebeurt.’
  • ‘Eigenlijk is iemand die naar het gymnasium of de universiteit gaat de uitzondering hier. Die gaat als enige uit de klas, het beste vriendje van mijn dochter, een hele leuke jongen en ze speelden veel samen, is ook naar het gymnasium in Leeuwarden gegaan en die splitsen zo helemaal en verlies je uit het oog.’

Volledig interview

‘Ik ben zelf in een gemengde brugklas begonnen waarin we op postcode bij elkaar in de klas werden geplaatst. Er waren wel niveauverschillen van bijvoorbeeld LWO (leerwegondersteunend), mavo-havo en havo-vwo, maar die zaten allemaal bij elkaar. Ik zat echt in een klas met kinderen van alle dorpen en geen enkele kinderen uit de stad. Aan het eind van de tweede werd je uiteindelijk in een andere klas geplaatst. Bij de toetsen konden leerlingen zelf kiezen welk niveau ze wilden doen. Er was natuurlijk wel een advies van de docent maar kinderen daagden elkaar uit en gingen echt beter hun best doen.

Een brede brugklas zou volgens mij goed werken. Leerlingen gaan meer aan elkaar hangen van ‘Ja ik kan makkelijk doen, maar anderen dagen me uit dus ik ga beter mijn best doen’. En ze leren misschien beter samenwerken. Ze hebben ook meer tijd om zich te ontwikkelen naar het juiste niveau en zitten met vriendjes en vriendinnetjes uit hun dorp in de klas. De overgang van de school in het dorp naar de middelbare is dan minder groot.

Mijn oudste zoon had vmbo/havo-advies maar is uiteindelijk aan het einde van het tweede jaar naar het vmbo gegaan, mijn dochter had havo/vwo-advies maar zit nu, met moeite, in de eerste klas van havo. En mijn andere zoon gaat in Groningen naar het speciaal onderwijs.

Dat mijn eigen kinderen naar een andere middelbare school zijn gegaan dan ikzelf vond ik wel spannend. Het is toch onbekend. Maar het gaat om henzelf en mijn oudste kon het heel goed uitleggen want hij wilde technasium. Dus dat hij dan 12 kilometer moet fietsen, dat is dan maar zo. Ik heb ze wel goed gewaarschuwd voor het fietsen maar ze gaan iedere dag.

Hoe dat advies in groep 8 tot stand kwam was voor mij niet zo duidelijk. Het begon eigenlijk al in groep 7 bij het laatste gesprek maar in groep 8 moesten ze twee toetsen maken en één toets nadat het advies al was gegeven - dat vond ik wel een beetje raar. Mijn oudste zat tegen het vwo-advies aan, maar is uiteindelijk naar havo gegaan want wij dachten dat dat wel beter was voor hem ook. Als moeder ken je je kind toch wel een beetje en vwo is zoveel lezen….

Mijn dochter had vmbo/havo-advies, maar ik had ze eigenlijk liever op vmbo gezien. Ik vind vmbo ook goed en het is belangrijk dat het kind op het goede niveau zit want als dat niet zo is wordt ze ongelukkig. Daar zit ik niet op te wachten. Maar ze wilde zelf heel graag havo doen, want ze wil naar de PABO dus ik heb haar dat maar laten doen.

Dat mijn zoon op de havo doodongelukkig werd speelt daarbij wel mee. Hij heeft het niet gered op de havo. Hij stond er zelf op om havo te proberen dus ik vond dat goed, maar hij had de ene onvoldoende na de andere, het was echt heel sneu. Hij wilde op het laatst ook niet meer naar school en had tachtig verzuimdagen.

Uiteindelijk heb ik hem wel naar bijles gestuurd, maar dat was eigenlijk al te laat, hij had geen motivatie meer. Nu hij van de havo naar het vmbo is gegaan, fleurt hij helemaal op en zit hij lekker in zijn vel. Hij heeft ook een goede mentor. Zelf kreeg ik er natuurlijk ook stress van want je weet niet wat er met je kind is, je hebt ook geen contact met de mentor of de school, dat is echt heel anders dan de basisschool waar je zo even naar binnen loopt en veel beter weet wat er met je kind gebeurt.

Het gebrekkige contact met de docenten op de middelbare school vind ik een groot probleem. De overgang is te groot, ze moeten niet alleen huiswerk maken maar ook leren. Daar worden ze op de basisschool niet op voorbereid en ze leren ook niet om te plannen terwijl ze dat wel nodig hebben.

Ik denk niet dat er een stigma is op het vmbo hier want iedereen heeft dat niveau eigenlijk. De meeste mensen doen werk in de bouw, als boer of in de zorg, zoals ik. Eigenlijk is iemand die naar het gymnasium of de universiteit gaat de uitzondering hier. Het beste vriendje van mijn dochter, een hele leuke jongen, is naar het gymnasium in Leeuwarden gegaan, en die splitsen zo helemaal en verlies je uit het oog.

Ik denk dat het voor het veilige gevoel wel heel fijn zou zijn als de kinderen na hun twaalfde nog even samen in de klas zouden zitten.

Mijn nicht is ook naar Groningen, naar de universiteit, gegaan en die blijven dus niet hier wonen maar komen ook niet meer terug want ze zijn hier niet op hun plek en er is geen werk voor hun niveau zeg maar.’

Brugklasleerlinge 1 gymnasium, Leiden

Volledig interview

‘Ik zit nu ongeveer een maand op het Stedelijk Gymnasium in Leiden. Mijn schooladvies vóór de citotoets was havo/vwo, dus ik heb ook andere scholen overwogen. Met name het Bonaventura Mariënpoelstraat vond ik ook leuk. Uiteindelijk maakte ze haar citotoets erg goed, en mocht ze naar het gymnasium.

Ik heb uiteindelijk voor het Stedelijk gekozen. Ik vond de open dagen en de leraren fijn, en het gebouw is heel mooi. Het heeft een ‘oude ziel’. Ook Grieks en Latijn lijken me leuk. Het is mijn droom om kinderarts te worden, en die talen zijn daar handig voor.

Ik zou het niet erg hebben gevonden om in een brede brugklas (zoals havo/vwo) te zitten. Maar ik vind het wel fijn om met allemaal kinderen van hetzelfde niveau in de klas te zitten. Op de basisschool kreeg ik veel extra les- en opdrachtenboekjes. Ik verveelde me niet, maar het is toch fijn om nu met ‘gelijke’ klasgenoten te zitten. Nog steeds is de één beter in rekenen en de ander in geschiedenis, maar daardoor kunnen we elkaar echt verder helpen.

Op de basisschool werd de klas bij rekenen in groepjes opgedeeld in een basisgroep, plusgroep en een groep die meer moeite met de stof had. De plusgroep werkte heel zelfstandig en we moesten vaak vragen om nieuwe boekjes, omdat we alles uit hadden. Van vriendinnen op andere basisscholen hoorde ze dat daar helemaal geen extra stof werd uitgedeeld; die vriendinnen verveelden zich heel vaak.

Als ik in een brede brugklas zou zitten wil ik wel dat iedereen zijn of haar niveau kan halen, en het niet voor een bepaalde groep te makkelijk wordt. We kunnen dan moeilijk allemaal dezelfde toetsen doen en daar, afhankelijk van het niveau, een bepaald cijfer voor krijgen. Ik ben heel streng voor mezelf met cijfers. Daarom vind ik het wat dat betreft wel fijn om maar met één niveau samen te zitten. Dat klinkt best wel stom, maar anders hoor je iemand juichen omdat hij of zij een negen heeft gehaald, terwijl je zelf een zes ofzo hebt.

Ik vind het een fijn idee dat ik nog drie jaar met de kinderen in mijn klas samenblijf. Dat lijkt me een nadeel van een brede brugklas: dan word je toch weer gescheiden.’

 Meisje, brugklas havo, brede scholengemeenschap, in Harlingen

  • ‘Aan de ene kant is een brede brugklas leuk want je zit gewoon weer bij dezelfde vrienden als van de basisschool als ze naar dezelfde school gaan, maar ook weer niet leuk want je krijgt dan nog veel minder aandacht. De klassen zouden dan weer zoals op de basisschool (kleine dorpsschool, 12 per klas) moeten worden.’
  • ‘Soms komen vmbo’ers uit het gebouw aan de overkant naar ons en dan komt er slaanderij want jongens gaan dan met koeken gooien.’

Volledig interview

‘Ik ben eigenlijk niet bij andere scholen wezen kijken want ik had altijd wel wat met de RSG gehad omdat mijn broer erop zit en mijn moeder erop heeft gezeten. En ik woon in Harlingen.

De grootste verandering van de middelbare school was dat ik in een klas met 27 leerlingen kwam Op de dorpsschool zat ik met twaalf kinderen in de klas. Aan het begin vond ik het wel te groot, ik weet het niet maar je had zoveel kinderen en ik weet niet hoe ik het uit moet leggen. Als je rondkeek, zag je zoveel kinderen en als je normaal (op de basisschool) rondkeek zag je niet zoveel kinderen.

In het begin had de leraar goede controle, maar dat is nu minder. Maar ik vind de middelbare school toch leuk. Alleen tekenen en handvaardigheid vind ik stom.

Op de basisschool wist ik eigenlijk al dat ik havo- of vwo-advies zou krijgen. Het werd havo/vwo. Ze kijken naar alle jaren hoe je je gedraagt en op de IP-toets kan je je niet voorbereiden want je weet niet wat er wordt gevraagd, dus eigenlijk zijn alle 8 jaar voorbereiding op de toets.

Sommige van mijn vriendinnen van de basisschool zijn ook naar havo/vwo gegaan, maar anderen doen vmbo. Wat het verschil tussen die niveaus is? Ik weet het niet zo goed, want ik zit op havo en weet alleen dit dus. Ik denk dat wij moeilijkere opdrachten hebben en dus meer uitleg nodig hebben en dat kinderen op het vmbo drukker zijn dan wij zijn en het boeit hun niet heel veel denk ik.

Hoe vmbo’ers over havo-leerlingen denken? Dat ze slim en arrogant zijn, denk ik, omdat wij op een hoger niveau zitten en omdat wij een beetje opscheppers zijn.

Een zoon van vrienden van mijn ouders zit op kader en wij hebben vaak ruzie. Hij is zeg maar heel irritant. We waren aan het voetballen met hem en gingen naar de JUMBO en toen zei hij tegen ons: jullie durven niet mee te doen. Toen wij terug uit de JUMBO kwamen was hij weg. Later kwamen we hem tegen en ging hij heel erg schelden en toen zei ik ‘Ja je bent gewoon dom omdat je op kader zit.’

Een klas waar alle niveaus bij elkaar zitten lijkt me niet alleen maar vervelend. Aan de ene kant is het leuk want je zit gewoon weer bij dezelfde vrienden als van de basisschool als ze naar dezelfde school gaan. Maar het lijkt me ook weer niet leuk, want je hebt dan nog veel minder aandacht. Het kan wel, maar dan moeten de klassen weer zoals op de basisschool worden, dus met twaalf kinderen. En kinderen moeten elkaar dan wel helpen.

Ik weet niet hoe het zou werken. Moeten de opdrachten en uitleg dan op verschillende niveaus worden gegeven? Dat kun je gewoon niet maken, dan wordt daar ook weer mee gescholden: van jij bent gewoon dom want je krijgt makkelijkere opdrachten enzo. Dit gebeurt nu ook al in de kantine, en als je bij elkaar in de les samen zit, dan wordt dat nog erger.

De vmbo’ers zitten in een gebouw aan de overkant van de straat en komen soms in de pauzes naar ons. Dan komt er slaanderij want jongens gaan dan met koeken gooien.

Het lijkt me ook geen goed idee dat kinderen dezelfde toets krijgen maar dan per niveau een ander cijfer. Want vwo-kinderen leren veel makkelijker en die halen dan allemaal hoge cijfers. Elke toets moet op het eigen niveau en dan kunnen we wel dezelfde boeken hebben maar misschien weer andere apps. Maar het mag niet zijn dat wij meer moeten lezen dan vmbo’ers’ want ik zou dat niet eerlijk vinden. Meer woordjes leren of huiswerk moeten maken, mag wel.’

Drie jongens uit voetbalteam, uit een dorp in Noord-Holland: Nolan (14 jaar, 3 havo, aanvaller), Vito (13 jaar, 3 vwo, keeper) en Pelle (13 jaar, 3 gymnasium, verdediger)

  • ‘Het is fijn om op de middelbare school nieuwe mensen te leren kennen. Nog langer met dezelfde klasgenoten zou ik niet leuk gevonden hebben. Naar een nieuwe school gaan is leuk. Je krijgt nieuwe vrienden. Het moet dus wel echt een middelbare school zijn waar je naartoe gaat als je twaalf bent.’

Volledig interview

Pelle: ‘Ik vond het fijn om in de brugklas eindelijk met allemaal kinderen van mijn eigen niveau les te krijgen. Dat als je een vraag stelt in de klas, niemand je meer aankijkt van: ‘Wat wil jij nu weer van alles weten’.’

Vito: ‘Het is leuk om op de middelbare school nieuwe mensen te leren kennen. Nog langer met dezelfde klasgenoten zou ik niet leuk gevonden hebben. Naar een nieuwe school gaan is leuk. Je krijgt nieuwe vrienden. Het moet dus wel echt een middelbare school zijn waar je naartoe gaat als je twaalf bent.’

Nolan en Pelle zijn dat met hem eens: nog langer op de basisschool hadden ze niet willen zitten.

Nolan: ‘Van mij hoeft het ook niet, al die niveaus bij elkaar. Waarom zou je dat doen?’

Vito: ‘Maar je blijft dan wel wat meer met elkaar omgaan. Nu zie ik niemand meer die vmbo doet, behalve bij voetbal dan.’

Pelle: ‘Voor mij maakt het niet uit wat voor niveau iemand doet. Bij mij in de straat woont een jongen waar ik wel mee omga. Dan spelen we spelletjes. Hij is echt een beetje dom. Als we een nieuw spelletje spelen moet ik het vijf keer uitleggen. En dan snapt hij het nog niet. Als ik zelf een nieuw spel ga spelen, probeer ik gewoon wat. Maar dat doet hij niet, het lukt hem niet het te leren.

Maar ik denk dat iedereen gymnasium kan doen als hij wil. Je moet het willen. Ook die jongen bij mij in de straat zou het kunnen, maar die doet er dan wel vijf jaar langer over. Het verschil in niveaus is gewoon hoeveel zin om te leren je hebt.’

Vito: ‘Dat denk ik ook.’

Nolan: ‘Ik ook. Niet iedereen heeft gewoon zin om zo hard te leren de hele dag. Jullie moeten gewoon elke dag tot ‘s avonds laat leren.’

Vito tegen Pelle: ‘Bij jou op het [categorale] gymnasium trekken ze je er gewoon doorheen. Jouw school had toch een slecht rapport van de inspectie gekregen omdat er zoveel kinderen blijven zitten? Jij had vier onvoldoendes vorig jaar, en mocht toch over. Dat is toch raar?’

Pelle: ‘Maar ze zagen dat ik wel echt mijn best had gedaan het hele jaar. Ik had ook cijfers opgehaald aan het eind - voor Latijn stond ik geen 4 meer maar een 5. Maar andere vakken had ik verprutst aan het eind. Ik ben gewoon niet goed in talen. Volgend jaar ga ik scheikunde en natuurkunde kiezen.’

Nolan: ‘Dat lijkt me niets. Als het te zwaar is moet je gewoon een niveau lager kunnen doen.’

Pelle: ‘Ik vind dat juist goed, dat je dan niet van school hoeft. En niet alle docenten bemoeien zich de hele tijd met je hoor. Sommige docenten kan het echt niet schelen. Als ik mijn huiswerk Latijn niet maak, maakt het mijn docent niet uit. Eigen schuld, vindt hij.’

Twee leerlingen categoraal gymnasium Den Haag

 

  • ‘Ik had in groep 7 ruim voldoende op spelling maar wilde nog beter worden. Mijn ouders wilden dat ik goed in spelling was, want voor vwo is spelling belangrijk.’
  • ‘Sommige kinderen werken hard en als je dan nog steeds vmbo doet dan is dat goed maar het ligt aan de persoon. Als iemand zijn best niet doet, past vwo niet bij je. Maar past vmbo wel bij je als je je best niet doet? Want volgens mij kan je dan meer aan.’

Volledig interview

M en O zijn beide eerstejaars op categoraal gymnasium. M is twaalf jaar, komt uit Den Haag, zijn ouders hebben ook gymnasium gedaan. O, 13, is sinds vier jaar in Nederland, komt uit Turkije.

M: ‘Ik ging naar een Montessori basisschool. Vanaf groep 6 kreeg ik veel zelfstandige werktijd omdat ik dingen in de les al begreep.’

O: ‘Vier jaar geleden kwam ik nar Nederland. Ik ging naar een middelmatige basisschool met alleen maar buitenlanders. Na groep 8 heb ik een extra jaar gedaan voor les in taal.’

M: ‘Ik heb bijles gekregen buiten school om in groep 6 en 7 voor spelling. Ik had ruim voldoende voor spelling maar ik wilde nog beter worden. Mijn ouders wilden dat ik goed in spelling was, want voor vwo is spelling belangrijk. Voor de eindtoets kreeg ik geen extra trainingen maar ik ken wel kinderen die dat wel kregen.’

O: ‘Ik kreeg wel training voor de eindtoets, zodat ik wist welke onderwerpen er kwamen. Dat was in de TOP-klas na groep 8.’

M: ‘Mijn vader heeft gymnasium gedaan en vertelde veel verhalen over de Griekse mythologie en die vond ik altijd heel leuk. Daarom wilde ik Latijn en Grieks doen. In groep 7 heeft mijn vader me verteld over het gymnasium, maar hij wilde mij niet pushen ofzo. Ik heb een lijstje gemaakt van vijf scholen en daar stond dit categorale gymnasium bovenaan.’

O: ‘Mijn leraren hebben me het advies gegeven naar deze school te gaan. Ik ben niet naar de open dagen gegaan, maar mijn leraren zeiden dit is een goede school. In groep 8 had ik nog een taalachterstand en kreeg ik vmbo tl/ havo-advies. Na de KOP-klas kreeg ik vwo-advies.’

M: ‘Al mijn vrienden kregen eigenlijk vwo-advies. Ik heb één vriend die op het vmbo zit.’

O: ‘Vier van mijn vrienden van de basisschool hebben vmbo/praktijk-advies gekregen. Ze zijn allemaal buitenlander, maar wel in Nederland geboren. De kinderen van de KOP-klas kregen hogere’ adviezen: 6 van de 16 kinderen kreeg vwo-advies en niemand had lager dan havo.’

M: ‘Op het vmbo ligt het eraan hoe kinderen zijn, of ze klieren in de klas en irritant doen of dat ze niet slim zijn en niet hoger kunnen halen. Het is nu eenmaal zo dat sommige kinderen hard kunnen werken en als je dan nog steeds vmbo doet dan is dat goed, maar ligt dat aan de persoon. Als iemand zijn best niet doet, past vwo niet bij je. Maar past vmbo wel bij je als je je best niet doet? Want volgens mij kan je dan meer aan.’

O: ‘Eigenlijk weet ik niet zoveel over andere niveaus, alleen over vwo want ik woon nog niet zolang in Nederland. Eigenlijk wilde ik naar het atheneum, want ik wilde geen Latijn of Grieks - dat vond ik onnodig. Maar als je dokter wil worden heb je Latijn nodig dus ging ik naar het gymnasium.’

M: ‘Het verschil tussen havo en vwo is hoe goed je kan leren. Vwo heeft meer huiswerk dus is het moeilijker maar het hangt er ook vanaf wat kinderen moeilijk vinden.’

O: ‘Een brede brugklas vind ik geen goed idee. Sommige mensen hebben een onderwerp dan al gehad of snappen het al sneller. Op de basisschool zijn er kleine klassen, op de middelbare school niet, dus voor de docent is het moeilijker om alle kinderen van alle niveaus te helpen. Ook met toetsen maken is het beter dat docent alleen voor vwo-toetsen maakt.’

M: ‘Als de docent huiswerk geeft, is het voor sommigen dan [in een brede brugklas] moeilijk en voor anderen makkelijk. Op de basisschool maakte ik al veel extra opdrachten als huiswerk en als extra uitdaging had ik al plusklas maar dat is niet zoals dit met alleen vwo’ers met iedereen op hetzelfde hoge niveau.’

Twee meisjes, eerste klas categoraal gymnasium Den Haag

  • ‘Mijn vader heeft zelf atheneum gedaan, maar heeft daar spijt van. Hij vond het leuk dat ik wel naar een categoraal gymnasium ging.’

Volledig interview

W: ‘Vierenhalf jaar geleden ben ik vanuit Syrie naar Nederland gekomen. De eerste anderhalf jaar heb ik de Nederlandse taal geleerd op NT2-school. Op de basisschool waar ik daarna naartoe ging, voelde ik me niet helemaal thuis en geaccepteerd. Maar de sfeer op deze school is heel fijn. De leerlingen zijn ook heel enthousiast over de leraren. Ik heb verschillende open dagen van andere scholen in de buurt bezocht, maar ik wist al heel snel dat ik hier heen wilde.’

D: ‘Ik wist ook heel snel dat ik naar deze school wilde. Ik vond Latijn en Grieks leuk en wilde graag nieuwe talen leren. Ik heb ook andere scholen bezocht, maar mijn ouders vonden het wel heel leuk als ik naar deze school ging. Mijn vader had namelijk zelf atheneum gedaan, maar heeft daar spijt van. Hij vond het leuk dat ik wel gymnasium ga doen.’

W: ‘Mijn ouders wisten niets van het gymnasium, maar de leraren op de basisschool waren heel enthousiast over deze school en dat was voor hen belangrijk. Mijn leraar uit groep 5 zei toen hij hoorde dat ik naar deze school ging, dat ik echt een heel goede keuze had gemaakt. Maar ik vind het ook belangrijk dat mijn moeder hier een heel fijn gevoel had, en de kinderen hier erg aardig leken.’

D: ‘Mijn beste vriendin doet havo en haar zie ik nog vaak.

W: ‘Ik zie eigenlijk niemand meer van de basisschool. Ik vond die kinderen ook niet echt fijn. Ze zijn niet open voor nieuwe mensen, en ik kwam pas vanaf groep 5 in hun klas. Er was niemand in mijn klas die een hoger niveau had dan mavo; ik zat altijd alleen omdat ik heel hoog werk had. Ik had meer contact met m’n leerkrachten dan met m’n vrienden. Ik had vaak discussies in de les met mijn leerkrachten, dan zaten die kinderen te niksen omdat ze het niet begrepen en werden ze na de les boos op mij omdat ik te veel vragen stelde.’

Ik denk niet dat vmbo’ers dommer zijn, ik denk dat ze gewoon minder aankunnen. Ze denken dat wij arrogant zijn, omdat ze denken dat wij van hen denken dat we slimmer zijn.’

Een brede brugklas vind ik geen goed idee. Dan zou ik hetzelfde hebben als wat in mijn klas op de basisschool gebeurde. Ik zou dan weer alleen zitten. Ik werk niet graag samen. Ik hou van rust.’

D: ‘Ik denkt dat wanneer je een gymnasium-advies krijgt je al veel meer dingen kan leren als je vanaf de eerste al in een gymnasiumklas zit.’

W: ‘Stel je doet de hele tijd havo- en mavo-werk en havo vind je dan te lastig. Dan weet je pas na twee jaar of je havo kunt doen in plaats van mavo. Dat vind ik verspilling van je tijd. Want je had gewoon je niveau kunnen doen. Voor laatbloeiers zou bijles kunnen helpen. Dat krijgen wij hier ook op school.’

Havo-brugklasleerling

  • ‘Als je een brede brugklas hebt, ligt het er ook een beetje aan hoe dat gaat. Er moet niet een sfeer ontstaan van ‘wij zijn beter’. Dan zou er ook een breder advies gegeven moeten worden.’

Volledig interview

‘Een van mijn vriendinnen is begonnen op een vmbo-school, op kader, en nu doet ze havo. Sommige kinderen van mijn basisschool wilden niet naar een vmbo-school omdat er veel gedoe is en veel wordt gevochten. In de havo-vwo-klassen is de sfeer veel fijner.

Als iemand z’n advies niet wil vertellen dan hoeft dat niet. Vwo-kinderen zeiden “Jaa vwo he”, als ze iets slims zeiden. Sommige jongens ook grapjes maken over sommige adviezen. Daarom heb ik mijn advies ook niet aan iedereen verteld. In onze klas viel het nog wel mee, in de andere klas was het veel erger. Iemand wist het antwoord niet, die zei ‘ja maar ik heb mavo’.

Een brede brugklas of niet, het zou met niet zoveel uitmaken. Ook niet als er veel kinderen wat hogere cijfers halen. Bij een havo/vwo-brugklas zijn ze heel erg bezig met het havo- en vwo-cijfer. Dat wil ik niet, dan krijg ik stress. Daarom ben ik blij dat ik in een klas van één niveau zit.

Als je een brede brugklas hebt, ligt het er ook een beetje aan hoe dat gaat. Er moet niet een sfeer ontstaan van ‘wij zijn beter’. Dan zou er ook een breder advies gegeven moeten worden.

Als alle niveaus in een klas zitten weet ik niet of dat heel anders is met lesgeven. Op de basisschool hadden we allemaal groepjes. Als het ene groepje dan uitleg had moesten de anderen zelfstandig aan het werk. Daar werd je soms wel door afgeleid, dat vond ik wel lastig. Het lijkt me ook moeilijk ook voor de docent om een klas met zoveel verschillende niveaus les te geven.

De Cito vind ik een rare toets om je niveau te bepalen. Er wordt helemaal niet naar inzet gekeken. Jongens uit mijn klas van de basisschool maakten nooit hun huiswerk, en die kregen vwo-advies. Ik had bijna altijd mijn huiswerk mee en ik heb een lager advies gekregen. Dat vind ik oneerlijk.

Er komen ook altijd kinderen van de brugklas terug naar groep 8 om te vertellen over hun ervaringen. Jongens die hun huiswerk niet maakten waren toen ook blijven zitten in de brugklas.

Gymnasiumleerling Leiden

Volledig interview

D (13) woont in Leiden met hoogopgeleide ouders. Hij heeft twee klassen overgeslagen en zit nu in de vierde klas van het Stedelijk Gymnasium, een categoraal gymnasium en een openbare middelbare school.

‘Vwo’ers vinden vaak dat vmbo’ers héél veel met kanker schelden. Vmbo’ers vinden vwo’ers nerds. Die doen een hoger niveau, zij kunnen dat zelf niet, en anderen kunnen dat wel dus dat zijn nerds. En het is vooral ook omdat ik zo jong ben, dat dat zo snel gezien wordt. Ook op school zien ze me een beetje als nerd, puur door m’n leeftijd. Maar ik heb niet zozeer een mening over een vriend die vmbo doet van ‘jij bent dom’, ik praat met hen niet echt over school. Dat staat los van elkaar.

Ik weet niet of er veel verschil is tussen klassen van mijn eigen niveau en dat van andere niveaus. Ik ben nog nooit in zo’n soort klas geweest. Van vrienden op een ander niveau hoor ik dezelfde soort verhalen over de klas. Ik maak eigenlijk geen onderscheid in niveau. Het is niet: wow ik zit op het gymnasium, lekker allemaal, goed gedaan!!

Ik zou het prima vinden om met kinderen van een ander niveau in de klas te zitten en binnen deze klas op een ander niveau les te krijgen. Ik zou me wel meer gescheiden voelen als klas, omdat er meer verschillen zijn in niveaus. Dan word je een minder hechte groep.

Het schooladvies moet niet later komen. Dat zou nadelig kunnen uitpakken op hoe goed je iets kan leren. Als je later een advies krijgt, word je ook later opgeleid op je eigen niveau en kan je je ook pas later op je studie voorbereiden.

Vakken zoals gym, tekenen, techniek of muziek zou ik wel met kinderen van een ander niveau willen doen. Deze vakken zijn niet zozeer gebonden aan een mate van intelligentie, iedereen vindt sporten leuk. Als je leert om met iedereen samen te werken, word je socialer. Dat is voor later ook wel handig.

Als ik zelf iets zou kunnen veranderen aan de lessen, zou ik voor meer interactie in de klas en minder opgaven zorgen. Bijvoorbeeld Kahoot, vlak na de uitleg in plaats van sommen maken.

Vwo-leerling Leiden

Volledig interview

Meisje (12) woont in Leiden met hoogopgeleide ouders en ging naar de Lorentzschool, een openbare basisschool. Ze zit nu in de brugklas van het Bonaventuracollege Mariënpoelstraat, een katholieke middelbare school voor havo, atheneum en gymnasium.

Aan de ene kant vindt ze het idee van een brede brugklas een goed idee, omdat je niet alleen in een eigen bubbel zit en je niet gewend bent aan mensen die alleen maar slim zijn. Ook moet de stap naar een hoger niveau makkelijk zijn. Aan de andere kant vindt ze dat er fijner wordt lesgegeven nu ze met kinderen van één niveau in een klas zit. In groep 8 kregen kinderen die meer moeite hadden met leren meer aandacht van de leraar. Zij moest in een moeilijker boekje verder werken en opdrachten die ze niet begreep overslaan, want ze deed toch een hoger niveau. Sinds ze in de brugklas zit, vindt ze de aandacht van de leraar meer verdeeld. ‘Nu kan ik wel vragen stellen.’ Voor kinderen die op een lager niveau les krijgen lijkt het haar ook niet leuk dat andere kinderen altijd beter zijn. Ze zou het een goed idee vinden om klassen van vwo, havo en vmbo te mengen met vakken zoals muziek, creativiteit en gym.

Verder lezen?

> Terug naar het overzicht
> deel I: essay van Marjolein Moorman
> deel III: lessen uit het actieonderzoek