De gevolgen van de coronacrisis op het Afrikaanse continent zijn dramatisch. Economieën gaan onderuit, overheden staan onder druk en grote voedseltekorten dreigen. Afrika heeft een serieus steunpakket nodig. Om interventies effectief te laten zijn is het noodzakelijk rekening te houden met de specifieke maatschappelijke, sociale en economische realiteit ter plekke.

Door: Kiza Magendane
Politicoloog, schrijver, kennismakelaar bij The Broker

Terwijl de wereld zich nog midden in de coronacrisis bevindt, neemt het aantal wetenschappelijke en populaire COVID-19-publicaties sterk toe.[1] Deze publicaties gaan niet alleen over de epidemiologische aard van het nieuwe virus, ze reflecteren ook op de maatschappelijke gevolgen ervan. In dit intellectuele en interdisciplinaire debat wordt de coronacrisis aangegrepen als een katalysator om dominante processen en waarden zoals globalisering en neoliberalisme ter discussie te stellen.[2] De veronderstelling is dat de coronacrisis een historisch kantelmoment is en dat de post-corona wereldorde radicaal verschilt met die van december 2019, toen COVID-19 voor het eerst in de Chinese provincie Wuhan werd geïdentificeerd.[3]  

Dit intellectueel optimisme is niet alleen een Europees fenomeen. De Senegalese econoom Felwine Sarr betoogt in zijn Afrotopia dat Afrika, in al haar diversiteit, een nieuwe voorstelling van haar toekomst kan maken. Niet door de modellen die in de westerse landen zijn ontwikkeld – zoals democratisering, economische groei en governance – klakkeloos over te nemen, maar door de hedendaagse economische, culturele en metafysische realiteit van het Afrikaanse continent als uitgangspunt te nemen.[4] Het is een boodschap die grotendeels wordt overgenomen door andere Afrikaanse intellectuelen die reflecteren op de gevolgen van de coronacrisis. Hun centrale stelling is dat Afrika de coronacrisis als een kans moet inzetten om over zijn eigen positie in de wereld te reflecteren.[5]

Natuurlijk is de realiteit weerbarstig en ligt wensdenken op de loer. Maar er is een groeiende consensus binnen de internationale gemeenschap dat het Afrikaanse continent financiële en materiële steun nodig heeft om de gevolgen van de coronacrisis het hoofd te bieden. En als die internationale solidariteit er inderdaad komt, biedt de coronacrisis wel degelijk een unieke kans om te experimenteren met vernieuwing en nieuwe vormen van samenwerking op het Afrikaanse continent.

Terwijl de gezondheidsschade relatief meeviel op het Afrikaanse continent, hebben de maatregelen om het coronavirus te bestrijden een destructief effect gehad op het welzijn van Afrikanen. De Afrikaanse economieën kregen een dreun, er dreigt op grote schaal voedseltekort en de Afrikaanse politieke systemen en overheden staan onder grote druk. Dat de gevolgen zo groot zijn, is grotendeels te verklaren door het gebrek aan goede instituties en formele sociale vangnetten in Afrikaanse landen. Dat zijn geen onbekende fenomenen.

In dit artikel formuleer ik drie belangrijke randvoorwaarden waar steun aan moet voldoen om effectief te zijn en om recht te doen aan de interne dynamieken op het Afrikaanse continent. Ik betoog dat naast de nodige materiële steun en financiële middelen, het benutten van bestaande informele netwerken op het Afrikaanse continent noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat internationale interventies aansluiten bij de lokale context. Ook is het cruciaal om onderzoek en kennisproductie op het Afrikaanse continent te stimuleren. Voordat ik op deze randvoorwaarde in zal gaan, geef ik eerst een korte beschouwing over de gevolgen van de coronacrisis op het Afrikaanse continent.

Gevolgen van de coronacrisis op het Afrikaanse continent

Afrikaanse landen worden net als de rest van de wereld op verschillende niveaus geraakt door de coronacrisis. Het is lastig om een volledig beeld te geven van de impact van COVID-19, simpelweg omdat de wereld en dus ook Afrika zich nog middenin de pandemie bevinden.

De gezondheidsgevolgen van de coronacrisis op het Afrikaanse continent lijken een interessante paradox en puzzel te vertonen. Ondanks de zwakke gezondheidssystemen van deze landen, blijven de besmettingsgraad en het aantal doden opvallend laag. Voor de komst van de pandemie was de gezondheidsinfrastructuur in de meeste Afrikaanse landen al relatief slecht. Voor iedere 100.000 inwoners heeft het Afrikaanse continent 17 zorgmedewerkers, vergeleken met 117 per 100.000 inwoners in de Verenigde Staten. Voor iedere 100.000 inwoners zijn twee dokters beschikbaar (ter vergelijking: in Italië zijn dat er 41).[6] Gemiddeld tellen Afrikaanse landen 1,8 ziekenhuisbedden per 1000 inwoners (ter vergelijking: in Frankrijk zijn dat 5,98 bedden).[7]

Naast onderbezetting kampen de gezondheidsstelsels in de meeste Afrikaanse landen ook met onderfinanciering. De totale begroting voor de gezondheidszorg voor het gehele Afrikaanse continent bedroeg $ 138 mrd; naar schatting heeft het continent het driedubbele daarvan nodig.[8] Daar waar overheden binnen de EU gemiddeld $ 3000 per inwoner aan gezondheidszorg uitgeven, besteden landen in Sub-Sahara-Afrika slechts $ 70 per capita; daarbovenop kom nog $ 10 uit ontwikkelingshulp.[9] Voor medische en farmaceutische producten is het Afrikaanse continent vooral van de import afhankelijk.

Gezien hun zwakke gezondheidsstelsel zouden de gevolgen van het coronavirus in Afrikaanse landen desastreus kunnen zijn. Begin mei waarschuwde de Wereldgezondheidsorganisatie dat op het continent alleen dit jaar al 83.000 tot 190.000 mensen kunnen komen te overlijden als gevolg van het virus.[10] Ook een rapport van de Verenigde Naties een maand eerder was alarmeren: tussen 300.000 en 3,3 miljoen Afrikanen zullen volgens dit rapport komen te overlijden als een direct gevolg van COVID-19, afhankelijk van de genomen interventiemaatregelen om de verspreiding te stoppen.[11]

Hoewel deze voorspellingen alsnog kunnen uitkomen, lijken de cijfers tot nu toe een ander beeld te laten zien. Tot ieders verrassing is het Afrikaanse continent vooralsnog het minst getroffen continent ter wereld, niet alleen qua aantal besmettingen, maar ook qua dodenaantallen. Er worden verschillende verklaringen geopperd voor het feit dat het Afrikaanse continent tot nu toe relatief weinig corona-slachtoffers kent. De beperkte testcapaciteit, de relatieve jonge bevolking en het warme klimaat worden onder andere als verklaringen gegeven. Maar net zo belangrijk lijken de maatregelen die de Afrikaanse overheden vrij snel hebben genomen om de verder verspreiding van het virus te voorkomen – van lockdowns en avondklokken, tot verplichte quarantaines, het uitroepen van de noodtoestand, reisverboden en het sluiten van de grenzen.

Deze maatregelen hebben wel een grote negatieve impact op de sociaaleconomische en politieke condities van Afrikaanse landen (gehad). Afrikaanse economieën kregen en krijgen grote klappen, zowel op macro- als op microniveau. In de eerste plaats komt dit door de krimpende wereldeconomie. Je kunt immers de economische ontwikkelingen van het Afrikaanse continent onmogelijk los zien van de mondiale handel. De Wereldhandelsorganisatie verwacht dat de mondiale economie dit jaar een krimp van 13 tot 33% te verwerken krijgt.[12]

De combinatie van mondiale economische krimp en de genomen maatregelen om het virus in te dammen vormen een perfecte storm voor een economische depressie op het Afrikaanse continent. In eerste instantie worden sectoren die afhankelijk zijn van de internationale handel en financiële markt keihard geraakt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de toerisme-sector en de olie-export. McKinsey verwacht dat het bruto binnenlands product op het Afrikaanse continent met $ 90 tot $ 200 mrd zal dalen.[13] Daarbij komt dat door de coronacrisis ook de remittances opdrogen – geld dat migranten buiten het continent naar huis sturen. In 2018 kreeg Afrika $ 46 mrd aan remittances binnen.[14] 

De Afrikaanse Unie verwacht dat door corona twintig miljoen banen verloren zullen gaan.[15] De grootste klappen zullen worden gevoeld in de informele sector, waar driekwart van de Afrikanen werkzaam is. Deze mensen, vaak dagloners, hebben als gevolg van de genomen maatregelen om het virus in te dammen in één klap hun bron van inkomsten verloren.

Het is vanuit deze context dat de Wereldvoedselorganisatie (FAO) eind april waarschuwde voor een dreigend voedseltekort onder 79 miljoen Afrikanen. De coronacrisis is de druppel die de emmer doet overlopen; het continent werd voor de coronacrisis al geteisterd door extreme en veranderende weerspatronen, een sprinkhanenplaag, conflicten en zwakke instituties zonder een stevig sociaal vangnet. Familie- en sociale verbanden vormen nog steeds het belangrijkste sociale vangnet in de meeste Afrikaanse landen, maar met het coronavirus en de daaraan gekoppelde maatregelen vielen ook deze vaak weg. 

De coronacrisis heeft de al bestaande bestuurlijke uitdagingen in het Afrikaanse politieke landschap verscherpt. Zo hebben verschillende landen ervoor gekozen de noodtoestand uit te roepen. Daarnaast sneuvelden een aantal verkiezingen. In verschillende landen worden journalisten en burgers de mond gesnoerd als ze de genomen maatregelen en de toenemende macht van de staat kritisch bevragen.[16]

Niet alleen slagen de meeste Afrikaanse regeringen er niet in om een fatsoenlijk sociaal vangnet te bieden voor gedupeerde burgers, het handhaven van de genomen maatregelen is eveneens een grote uitdaging. In sommigen gevallen wordt excessief geweld gebruikt om maatregelen te handhaven, soms met doden tot gevolg.[17] Daarnaast vormt fake nieuws een serieus probleem voor de geloofwaardigheid van Afrikaanse overheden en hun pogingen om de pandemie te bestrijden.[18] De Afrikaanse overheden missen het vertrouwen van hun burgers dat zij in staat zijn om de noodzakelijke publieke diensten te leveren om de gevolgen van de coronacrisis te verzachten.

Generieke voorschriften pasten niet 

Het feit dat het coronavirus zulke grote sociale en economische gevolgen heeft voor Afrika illustreert hoezeer dit continent verbonden is met de rest van de wereld. Tegelijkertijd rijst de vraag hoe de exogene processen zich het best kunnen verhouden tot de realiteit op het Afrikaanse continent. Zo namen Afrikaanse landen vrij snel maatregen die in veel opzichten leken op die uit China en Europa. Dat komt doordat de Wereldgezondheidsorganisatie generieke voorschriften presenteerde om het virus te bestrijden: handen wassen, afstand houden, sociaal isolement, lockdowns, om er maar een paar te noemen.

Wie de specifieke sociaaleconomische en demografische context van Afrika bekijkt, heeft valide redenen om vraagtekens te zetten bij het opleggen van dit soort generieke maatregelen. In de eerste plaats omdat het Afrikaanse continent relatief arm is. Meer dan 511 miljoen mensen, oftewel 38% van de Afrikaanse bevolking, leeft onder de armoedegrens van $ 1,90 per dag.[19] In 2018 had meer dan de helft van de bevolking in Afrika beneden de Sahara geen toegang tot elektriciteit.[20] Zo’n 20% van de bevolking in Afrika heeft geen toegang tot schoon drinkwater en zeep.[21] Meer dan de helft van de bevolking moet het eigen huis verlaten om schoon drinkwater te vinden.[22]

Deze feiten laten zien dat het overgrote deel van de bevolking geen middelen heeft om te hamsteren, of het zich niet kan permitteren zich ‘thuis’ op te sluiten. Het African Centres for Disease Controle and Prevention (Africa CDC) peilde dat twee derde van de Afrikanen water- en voedseltekorten zullen ervaren als ze veertien dagen thuis moeten blijven.[23] Afrika is nog steeds het continent dat, door gebrek aan industrialisatie, voor vitale goederen zoals medicijnen en zelfs voedsel, afhankelijk is van de import. Het continent importeert naar schatting voor $ 35 mrd aan voedsel, terwijl het over 60% van de wereldwijde vruchtbare landbouwgronden beschikt.[24]

Naast de zwakke economische positie is demografie de tweede endogene factor die Afrikaanse landen onderscheidt van Europa en andere rijke landen waar coronamaatregelen voor het eerst werden geïmplementeerd. Het Afrikaanse continent heeft een relatieve jonge bevolking. Neem Oeganda, waar slechts 5% van de bevolking boven de 55 jaar is, de leeftijd waarop het sterftepercentage aan COVID-19 serieus toeneemt. In Nederland is 33% van de bevolking boven de 55 jaar.[25] Maar liefst 48% van de bevolking in Oeganda bestaat uit kinderen onder de 14 jaar; in Nederland is dat slechts 16%. Als Oeganda een land zou zijn met 100 mensen, dan waren er slechts 2 mensen ouder dan 66 jaar. Twee derde van de bevolking is jonger dan 25 jaar.[26]

De meeste Afrikaanse landen hebben de generieke voorschriften en maatregelen van de Wereldgezondheidsorganisatie overgenomen en deze als een sjabloon toegepast op hun eigen land. Maar met een relatief arme bevolking die vaak geen toegang tot water en elektriciteit heeft, kun je als gemeenschap moeilijk aan sociale onthouding doen. Denk aan de Keniaanse hoofdstad, waar 60% van de bevolking in krottenwijken woont en grotendeels afhankelijk is van de informele economie. Met een relatief jonge bevolking die weinig risico loopt om aan het coronavirus te sterven, moet je je bovendien afvragen of het de moeite waard is de economie stil te leggen, met als gevolg dat veel jongeren en kinderen aan honger en andere ziektes overlijden.

Internationale solidariteit met Afrika

De roep om internationale solidariteit groeit om de gevolgen van de coronacrisis op het Afrikaanse continent te verzachten. Het dominante discours stelt dat door Afrika te helpen deze crisis het hoofd te bieden, de internationale gemeenschap zichzelf uiteindelijk een dienst bewijst. Want in een hyperverbonden wereld kan het virus zich onmogelijk tot één bepaald land of continent beperken. ‘It is not an African or European problem, it is an issue that affects everyone and we must all work together as one in order to find solutions to this multidimensional crisis’, Aldus Kwesi Quartey, vice-voorzitter van de commissie van de Afrikaanse Unie.[27]

Dit geloof in het belang van solidariteit wordt inmiddels door bijna alle relevante actoren onderkend, ook in Nederland. Zo riepen vijftig Nederlandse ontwikkelings-, mensenrechten- en noodhulporganisaties de Nederlandse overheid op ook arme landen en maatschappelijke organisaties in die landen te ondersteunen.[28] Een groep Nederlandse ontwikkelingseconomen heeft in een open brief een vergelijkbare oproep aan minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Sigrid Kaag gedaan.[29] Ook de Adviesraad Internationale Vraagstukken adviseerde het kabinet om een miljard euro extra uit te geven om Afrika te helpen in het bestrijden van de coronacrisis en de gevolgen van de crisis te verzachten.[30]

In hetzelfde rijtje hoort een opiniestuk in de Financial Times van diverse Europese regeringsleiders, waaronder Mark Rutte, waarin ze benadrukken dat het in het belang van de wereldgemeenschap is om de Afrikaanse landen te ondersteunen in het bestrijden van het coronavirus. De Europese regeringsleiders schrijven: ‘We must deploy a huge economic stimulus package of at least $100bn, as has been assessed by Africa’s finance ministers and the UN. The aim is to give African countries the fiscal space they need to devote more public health resources to fighting the virus, while mitigating its economic and social consequences.[31]

Er is kortom voldoende draagvlak, zowel in Nederland als daarbuiten, om het Afrikaanse continent te helpen met de bestrijding van COVID-19 en de maatschappelijke uitdagingen die daaruit voortvloeien. Daarbij rijst wel de vraag aan welke voorwaarden internationale solidariteit moet voldoen om effectief te zijn en recht te doen aan de endogene dynamieken op het Afrikaanse continent.

Want ook voor de coronacrisis onderhielden Afrikaanse landen relaties met multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties en individuele landen die er op allerlei manieren ontwikkelingsprojecten uitvoeren en noodhulp verlenen. Deze internationale interventies en projecten hebben vaak een ad hoc-karakter en slagen er zelden tot nooit in problemen structureel op te lossen, opdat Afrikanen zelfredzaam worden.[32]

Bovendien wordt internationale solidariteit vaak gekenmerkt door een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat arme Afrikaanse landen zich moeten houden aan de voorwaarden die rijke donorlanden stellen. Dat is de afgelopen vijf jaar geïllustreerd door de Europese obsessie om migratie tegen te gaan: in ruil voor ontwikkelingshulp moesten landen in Afrika zich inspannen migratie naar Europa te stoppen. Dit domineert niet alleen de ontwikkelingsagenda van Europese landen, het staat ook de zeggenschap van Afrikaanse landen in de weg. Daarnaast wordt internationale hulp in Afrika vaak uitgevoerd door multilaterale organisaties en niet-Afrikaanse niet-gouvernementele organisaties. Het Afrikaanse maatschappelijk middenveld en Afrikaanse overheden staan hierdoor buiten spel en deze instituties en organisaties blijven daardoor zwak.

Drie randvoorwaarden voor succesvolle steun

Er zijn drie belangrijke randvoorwaarden waar internationale solidariteit aan moet voldoen om effectief te zijn en recht te doen aan de interne dynamieken op het Afrikaanse continent. In de eerste plaats hebben Afrikaanse landen behoefte aan middelen en informatie om op de korte termijn de gevolgen van de coronacrisis te verzachten. In de tweede plaats kunnen Nederland en de EU strategische actoren en informele netwerken benutten om ervoor te zorgen dat hun interventies doelgericht zijn. Als laatste is het belangrijk te investeren in lokale kennisontwikkeling, zodat dominante modellen en aanbevelingen kunnen worden getoetst op de interne realiteit van het Afrikaanse continent.

Investeer in middelen en informatie om Afrika weerbaar te maken

In verschillende rapporten en denktanks, zowel in Nederland als internationaal, zijn inmiddels allerlei voorstellen gedaan over wat Afrikaanse landen en hun internationale partners kunnen doen om de gevolgen van de coronacrisis op korte termijn te verzachten. Daaruit komt naar voren dat op medisch gebied Afrikaanse landen de testcapaciteit en de voorraad medische benodigdheden moeten vergroten. Investeringen in innovatie en in een duurzame gezondheidszorg worden ook als een noodzakelijke voorwaarde gezien om Afrika sterker uit de pandemie te laten komen. Als Afrikaanse landen toegang hebben tot informatie uit onderzoeken die door rijke landen worden verricht, hoeven ze zelf hiervoor geen dure investeringen te doen.

Ook de financiering van verschillende sociale- en voedselzekerheidsprogramma’s is een cruciale opgave. Het IMF en de Wereldbank hebben hiervoor al een paar fondsen beschikbaar gesteld, maar de beloofde Europese miljarden via ontwikkelingshulp kunnen het verschil maken. In dat kader is het belangrijk dat Nederland en de andere OESO-landen zich committeren minstens 0,7% van hun bruto nationaal product aan ontwikkelingssamenwerking uit te geven. Verschillende rapporten en denktanks adviseren ook om een deel van de schulden van Afrikaanse overheden kwijt te schelden en Afrikaanse landen meer fiscale ruimte te geven zodat ze daadkrachtig kunnen optreden om de economische klappen voor de meest kwetsbaren in hun land te verzachten.

Een deel van de bovengenoemde aanbevelingen en maatregelen worden gelukkig al geïmplementeerd. Het is afwachten of Nederland en de EU zich zullen committeren en inderdaad solidaire partners blijken te zijn.

Steun strategische actoren en informele netwerken

De coronacrisis heeft laten zien dat de meeste Afrikaanse landen niet beschikken over sterke overheidsinstituties. Het is daarom begrijpelijk dat internationale actoren investeren in de opbouw en versterking van deze instituties, zodat de gezondheidszorg toegankelijk wordt en zwakke groepen op het continent een sociaal vangnet krijgen.

Hoewel de staat een belangrijke actor is in het realiseren van inclusieve ontwikkeling, hangt de mate van succes voor iedere ontwikkelingsinterventie af van contextuele factoren. Hierbij is de rol van de zogenoemde ‘agenten’ of ‘strategische actoren’ erg belangrijk.[33] Dit zijn individuen of groepen die buiten de staat om een directe of indirecte rol spelen in de totstandkoming en implementatie van het beleid. Ze zijn strategisch omdat ze in de lokale of nationale context, op veel draagvlak kunnen rekenen. Denk aan lokale maatschappelijke organisaties, religieuze organisaties, traditionele leiders, de private sector en de diaspora. Zij kunnen, met hun netwerken en kennis en ervaring met de lokale situatie een ontwikkelingsinterventie zowel succesvol begeleiden als dwarsomen.

De diaspora bestaat uit mensen die zowel de Nederlandse en Europese context als de Afrikaanse context goed kennen. Het zijn mensen met relevante netwerken op beide continenten. Daardoor zijn het interessante partijen voor Europese donoren om mee samen te werken.[34] De private sector is een belangrijke actor. Hoewel het bedrijfsleven de rol van de staat niet kan overnemen, het is soms effectiever om samenwerkingsverbanden met de lokale private sector aan te gaan. Dat zorgt er niet alleen voor dat een bepaalde dienst geleverd wordt, maar ook dat er lokaal werkgelegenheid wordt gecreëerd en de lokale economie wordt gestimuleerd. Religieuze leiders genieten, net als traditionele leiders, gezag in lokale gemeenschappen en kunnen doelgroepen bereiken waarmee de staat en internationale organisaties anders moeilijk in contact kunnen komen.

Internationale interventies worden vaak via formele instituties ingestoken. Waar de overheid niet in staat blijkt in publieke diensten voor haar bevolking te voorzien, spelen internationale niet-gouvernementele organisaties een belangrijke rol. Bijvoorbeeld in landen als Congo, Niet geheel verrassend dus dat het eerdergenoemde advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken over extra financiering voor Afrika de nadruk legt op multilaterale organisaties.

Toch is het van cruciaal belang dat donoren voorbij deze formele en internationale organisaties kijken en aansluiting zoeken met strategische actoren in de lokale context. In de literatuur wordt in dit verband ook wel gesproken over ‘localisation’ en ‘local ownership’: het idee dat internationale hulp het best uitgevoerd kan worden door mensen die de lokale context snappen.

Het is van cruciaal belang om de bestaande informele netwerken in Afrikaanse landen te benutten om er zo voor te zorgen dat de Nederlandse en Europese interventies doelmatiger worden. Niet alleen is de Afrikaanse economie voor het overgrote deel gestoeld op de informele sector, hetzelfde geldt voor het sociale vangnet. In plaats van de hoop op de formele kanalen te richten, is het zinniger dat donoren zich aansluiten bij bestaande informele netwerken en kanalen. Daardoor hoeven donoren in tijden van crisis, maar ook daarna, het wiel niet zelf uit te vinden.

In sommigen gevallen biedt de afwezigheid van formele instituties geen bedreiging voor internationale solidariteit, maar juist een kans om nieuwe relaties aan te gaan en tot innovatieve oplossingen te komen. Zo biedt de coronacrisis in Afrika een unieke kans voor ‘cash transfers’, de gedachte dat donoren in plaats van fysieke goederen, direct geld kunnen overmaken naar een doelgroep.[35] Denk aan kwetsbare alleenstaande moeders in urbane en rurale gebieden die op periodieke basis via hun telefoon een vast bedrag gestort krijgen. Verschillende studies laten zien dat deze cash transfers effectief zijn in de aanpak van ondervoeding.[36]

Daarnaast lijken cash transfers een goed middel om het welzijn van een bepaalde doelgroep ook op de lange termijn te vergroten.[37] Dat komt omdat het mensen in staat stelt om heel gericht in onderwijs, gezondheidszorg en eventueel in een kleine onderneming te investeren en daardoor – in tegenstelling tot wanneer je alleen voedsel verschaft – de zelfredzaamheid en waardigheid van mensen vergroot.  

Omdat het overgrote deel van de bevolking in Afrikaanse landen geen toegang heeft tot de traditionele bankensector, heeft er een revolutie van mobiel betaalverkeer plaatsgevonden. Hetzelfde geldt voor initiatieven die het mogelijk maken om verzekeringen via de telefoon regelen. Bij gebrek aan formele instituties blijken Afrikanen prima in staat om innovatieve diensten en voorzieningen te ontwikkelen die de belangen en behoeftes van de bevolking dienen.

Investeer in lokale kennisontwikkeling

Er is veel meer inzicht nodig in de manier waarop de bestaande informele netwerken in Afrika benut kunnen worden voor effectieve interventies. Tussen 1995 en 2015 vond 80% van alle wereldwijd (wetenschappelijke) kennisproductie plaats via Noord-Amerikaanse en Europese instellingen.[38] In het nadenken over de post-corona wereld, en hoe het Afrikaanse continent daar krachtig uit kan komen, is het ook belangrijk te reflecteren op een inclusieve kennisagenda, die de lokale kennisproductie bevordert.

Zo’n inclusieve kennisagenda kan interessante inzichten opleveren over de manier waarop Afrikaanse landen hun bevolkingen kunnen ondersteunen op basis van modellen die recht doen aan de reële situatie op het continent. Om effectief te zijn dient internationale solidariteit verder te gaan dan een lineaire en technocratisch aanpak. Zij dient zich ook aan te passen aan de complexe structuren op het Afrikaanse continent.

Noten

  1. Coren, M. J. (2020, 8 april). Scientific papers on novel coronavirus doubling every 14 days. Quartz.
  2. Zie ook de rubriek De wereld na Corona van NRC Handelsblad.
  3. Zie voor een kritische reflectie van dit kanteldenken: Heijne, B. (2020, 10 april). Grote hervormingen? Misschien is deze crisis niet het momentNRC Handelsblad.
  4. Sarr, F. (2020). Afrotopia. University of Minnesota Press.
  5. Unesco. (2020, mei). Imagining the world to com. How does Africa envision Covid at its aftermath.
  6. Soto, A., & Paton, J. (2020, 11 maart). Africa’s Struggling Health-Care Systems Brace for Coronavirus. Bloomberg Businessweek.
  7. United Nations Commission for Africa. (2020, april). COVID-19 in Africa. Protecting Lives and Economies.
  8. Ibid.
  9. Miller, M., Bastagli, F., Hart, T., et al. (2020, april). Financing the coronavirus response in sub-Saharan Africa. Working paper.
  10. Sharifi, M. N. (2020, 12 mei). Afrika kan zich geen lange lockdowns permitterenNRC Handelsblad.
  11. United Nations Commission for Africa. (2020, april). COVID-19 in Africa. Protecting Lives and Economies.
  12. World Trade Organization. (2020, 8 april). Trade set to plunge as COVID-19 pandemic upends global economy [Persbericht].
  13. Verschillende studies, waaronder van het UNECA en de Wereldbank wijzen er bovendien op dat de Afrikaanse economie dit jaar meer dan 5% van haar bbp zal verliezen.
  14. United Nations Commission for Africa. (2020, april). COVID-19 in Africa. Protecting Lives and Economies.
  15. African Union. (2020). Impact of the coronavirus (covid 19) on the African economy.
  16. Budoo, A. (2020a, mei 11). Controls to manage fake news in Africa are affecting freedom of expression. The Conversation.
  17. Olewe, D. (2020, 9 april). Whipping, shooting and snooping during Africa lockdowns. BBC News.
  18. Budoo, A. (2020, mei 11). Controls to manage fake news in Africa are affecting freedom of expression. The Conversation.
  19. World Poverty Clock. (2020a). Wold Poverty Clock.
  20. Worldbank. (2020). Access to electricity (% of population) - Sub-Saharan Africa. data.worldbank.org.
  21. Verlinden, P. (2020, 11 mei). De coronisatie van Afrika. Mondiaal Nieuws.
  22. Howard, B., & Han, K. (2020, 22 maart). Millions of Africans lack access to clean water. This makes coronavirus a bigger threat. Washington Post.
  23. PERC. (2020). Responding to covid-19 n Africa. Using Data to find balance.
  24. African Development Bank Group. (2019, 23 oktober). Feed Africa The High 5 for transformation Africa.
  25. CIA. (2020). Field Listing Age structure. The World Factbook. cia.org.
  26. Fairhead, J. & Leach, M. (2020, 22 april). One size fits all? Why lockdowns might not be Africa’s best bet. African Arguments.
  27. Unesco. (2020, 7 maart). Imagining the world to come. How does Africa envision covid and its aftermath.
  28. Partos. (2020, 30 maart). Oproep: De coronacrisis vraagt om nationale én internationale solidariteit.
  29. Gupta, J., Bavinck, M., & Pouw, N., et al (2020, 3 april). Letter to the Minister of Foreign Trade and Development Cooperation about COVID19 and Development Cooperation. csds.uva.nl.
  30. NRC Handelsblad. (2020b, mei 13). Commentaar: Steun voor Afrika bij bestrijding corona is bittere noodzaakNRC Handelsblad.
  31. European Council. (2020, 15 april). Only victory in Africa can end the pandemic everywhere - World leaders call for an urgent debt moratorium and unprecedented health and economic aid packages.
  32. Magendane, K. (2018, 22 juni). Geen Marshallplan voor AfrikaNRC Handelsblad.
  33. Reinders, S., Dekker, M., van Kesteren, F., & Oudenhuijsen, L. (2019, maart). Inclusive Development in Africa. Synthesis report series. Include.
  34. Towards constructive collaboration with the African diaspora. (2020). The Broker.
  35. Vos, C. (2019, 12 augustus). Geef geen graan of een koe, maar gewoon geld: dat is het nieuwe credo in de ontwikkelingshulpDe Volkskrant.
  36. Brück, T., Cuesta, J., De Hoop, J., et al. (2019). Social Protection in Contexts of Fragility and Forced Displacement: Introduction to a Special Issue. The Journal of Development Studies. 55 (1). p. 1-6.
  37. Camacho, L. & Kreibaum, M. (2020, 9 juli). Cash transfers, food security and resilience in fragile contexts: general evidence and the German experience. EconStor.
  38. Unesco. (2016). World social science report.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.

S&D bestaat sinds 1939 en verschijnt zes keer per jaar. Oude nummer kunt u doorzoeken via het register (1939-2023) of op thema. De redactie bestaat uit: Paul de Beer, Nik de Boer, Meike Bokhorst, Wimar Bolhuis, Josette Daemen, Patricia Dinkela [eindredactie], Janneke Holman [eindredactie], Tim 'S Jongers, Ruud Koole, Marijke Linthorst, Annemarieke Nierop [hoofdredactie], Arjan Reurink en Bram van Welie.

S&D wordt uitgegeven door Van Gennep. Een los nummer kost € 17,50, en jaarabonnementen (vol tarief) € 84,50 (te bestellen via: info@vangennep-boeken.nl).

Een online abonnement kost € 2 per maand. U kunt zelf een account hiervoor aanmaken onder mijn S&D, of stuur een e-mail naar send@wbs.nl.

Oude nummers kunt u downloaden vanaf de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. Voor een overzicht van auteurs per nummer, raadpleegt u het register van S&D (1939-2023)

Inzenden kopij

De redactie van S&D verwelkomt kopij. Artikelen kunnen worden gemaild naar send@wbs.nl. Artikelen aanleveren in Word, bronvermelding in eindnoten (apa). Richtlijn aantal woorden: 2000-2500. Idealiter vormen artikelen in S&D een mix van wetenschap, politiek en essay. De redactie van S&D beslist over plaatsing van binnengekomen kopij. Ze beoordeelt daarbij op basis van de volgende criteria:
- een heldere opbouw en schrijfstijl (geen jargon) en duidelijke vraagstelling
- een goede onderbouwing van standpunten met argumenten, weging van de tegenargumenten en bronvermelding
- vernieuwing van de gedachtevorming binnen de sociaal-democratie
- toegevoegde waarde t.o.v. bestaande inzichten/onderzoeken
- politieke relevantie

Redactie

Redactieadres: Wiardi Beckman Stichting
Emmapark 12, 2595 ET Den Haag
Telefoon [070] 262 97 20
send@wbs.nl

Uitgever: Uitgeverij Van Gennep
Nieuwpoortkade 2a
1055 RX Amsterdam
info@vangennep-boeken.nl

Documenten