Langzaam dringt door dat corona voorlopig niet meer weggaat. Politici moeten ervoor waken dat onze vrijheden niet te veel onder druk komen te staan door de corona-aanpak. Een afwegingskader dat een onderscheid maakt tussen persoonlijke, collectieve en morele vrijheid kan daarbij helpen.

Door: Josette Daemen
Promovendus in de politieke filosofie aan het Instituut Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden

In december 2020 schetste Rutger Claassen in S&D een ‘dashboard voor een intelligente lockdown’.[1] Inmiddels zijn we twaalf maanden, drie coronagolven, en verscheidene nieuwe maatregelenpakketten verder. Nog altijd is het virus niet uit beeld, en treft de overheid maatregelen om de besmettingen en IC-opnames binnen de perken te houden. Hoewel wetenschappers niet lang na de start van de pandemie al aangaven dat het virus vermoedelijk nooit meer helemaal zou weggaan,[2] hoopten velen dat we het dit najaar toch wel onder controle zouden hebben en alle beperkingen zouden worden opgeheven.[3] De realiteit was anders: na de zomer volgde opnieuw een stijging van het aantal besmettingen en IC-opnames, en in november werden de maatregelen wederom aangescherpt.[4]

Toch is er ook een verschil tussen nu en een jaar geleden. Waar bescherming tegen het coronavirus in het begin vooral gezocht werd in maatregelen gericht op persoonlijke hygiëne, afstand houden, en het beperken van sociaal contact, bestaan er inmiddels ook verschillende vaccins tegen het virus. Nederland, een land met een relatief hoge vaccinatiebereidheid, behaalde tot nog toe op basis van vrijwillige vaccinatie een vaccinatiegraad van ruim 84%.[5] De vaccins blijken het risico op besmetting, ernstige ziekte en sterfte flink te verlagen. Tegelijkertijd kunnen ook gevaccineerden het virus nog oplopen en aan anderen doorgeven,[6] en lijkt de bescherming die de vaccins bieden tegen ziekenhuisopname na verloop van tijd af te nemen.[7] In Nederland krijgen ouderen daarom een boosterprik aangeboden.[8] In Israël, waar de vaccinatiecampagne een aantal maanden eerder begon dan hier, verliezen alle burgers boven de twaalf jaar al hun ‘Groene Pas’ als ze geen boostervaccinatie nemen.[9]

Kortom, corona is er nog steeds, maar de gereedschapskist met middelen die worden ingezet om het virus te bestrijden is uitgebreid. De vraagstukken waarmee onze bestuurders en volksvertegenwoordigers zich geconfronteerd zien, worden er niet makkelijker op. Moeten er bij oplopende besmettingen en ziekenhuisopnames toch weer lockdownmaatregelen worden genomen? Welke gezondheidsrisico’s en welke zorgbelasting zijn we nog bereid te accepteren? Hoe ver mag de overheid gaan om mensen ervan te overtuigen een vaccin te nemen? Wat voor implicaties hebben de politieke beslissingen van vandaag voor de politiek en de samenleving van de toekomst?

Willen we in het licht van dit soort grote vragen tot de juiste politieke keuzes komen, dan vormt Rutger Claassens dashboard voor een intelligente lockdown een bijzonder waardevol startpunt. Dit artikel is bedoeld als een update van dat dashboard, met het oog op de uitbreiding van de gereedschapskist van beleidsmaatregelen en de lessen van nog een jaar pandemie. Het afwegingskader dat ik hier schets kan politici de komende tijd helpen weloverwogen politieke besluiten te nemen over het coronabeleid. Over een poos zullen anderen dit afwegingskader op hun beurt wellicht kunnen voorzien van aanpassingen en aanvullingen in het licht van de lessen die we dan weer geleerd hebben.

Van dashboard naar afwegingskader
Een eerste aanpassing die ik voorstel betreft de titel van het instrument waar we naar op zoek zijn. Rutger Claassen spreekt van ‘een dashboard voor een intelligente lockdown’. Maar kijken we naar de middelen waarmee corona tegenwoordig zoal bestreden wordt, dan zien we dat het niet uitsluitend gaat om lockdownmaatregelen: we hebben de afgelopen twee jaar niet alleen kennis gemaakt met beperkingen van de bewegingsvrijheid en sociale bijeenkomsten, maar ook bijvoorbeeld met een mondkapjesplicht, de anderhalvemetersamenleving en verplichte coronatoegangsbewijzen. Daarom stel ik om te beginnen voor in de titel van het afwegingskader waar het hier om draait, het woord ‘lockdown’ te vervangen door ’coronabeleid’.

In zijn stuk richt Rutger Claassen zich bovendien op de vraag wanneer een lockdown gekwalificeerd kan worden als ‘intelligent’, de term waarmee premier Mark Rutte zijn eigen beleid vorig jaar typeerde. Het is begrijpelijk dat bestuurders, met name in het begin van zo’n grote crisis als de coronapandemie, vooral ‘slimme’ keuzes willen maken om het acute probleem te bestrijden. Zeker na verloop van tijd wordt het echter belangrijk weer te erkennen dat alle keuzes politiek zijn, en daarmee gedreven door bepaalde ideologische waarden. De waarde waarop ik me hier, in navolging van Rutger Claassen, zal beroepen, is die van vrijheid.

Vrijheid wordt daarbij opgevat in de rijke zin zoals dat in de sociaal-democratische traditie gebruikelijk is: als iets wat niet alleen te maken heeft met de afwezigheid van overheidsbemoeienis, maar ook met de aanwezigheid van waardevolle kansen; met democratisch zelfbestuur; met morele verantwoordelijkheid voor anderen. Ik stel voor die waarden tot uitdrukking te brengen in de titel van het raamwerk dat hier geschetst wordt, en wel door niet te spreken van een ‘intelligent’, maar van een ‘sociaal en democratisch’ coronabeleid.

Tot slot noemt Rutger Claassen zijn instrument een ‘dashboard’, gebruikmakend van een term die de overheid graag bezigt in het kader van de pandemiebestrijding. Het ‘coronadashboard’ op de website van de rijksoverheid omvat nauwgezette rapportages en visualisaties van onder meer aantallen positieve testen, ziekenhuisopnames, en vaccinaties.[10] Het woord ‘dashboard’ kan echter de suggestie wekken dat we een instrument hebben waarvan we kunnen aflezen wat het juiste beleid zou zijn; dat cijfertjes, metertjes en grafiekjes in staat zijn ons te vertellen wat we moeten doen. Dat idee is onjuist. Keuzes worden gemaakt door mensen, op basis van een afweging van waarden. Het raamwerk dat in dit stuk wordt doorontwikkeld is ervoor bedoeld om politici te helpen bij het maken van die afweging. Daarom stel ik voor om dit instrument niet te omschrijven als een ‘dashboard’, maar als een ‘afwegingskader’.

Kortom, we zijn op zoek naar een afwegingskader voor een sociaal en democratisch coronabeleid. Rutger Claassen inspireert ons daarbij te kijken naar drie verschillende vormen van vrijheid: persoonlijke vrijheid, collectieve vrijheid, en morele vrijheid. Voortbordurend op zijn artikel zal ik deze waarden nu één voor één langsgaan en schetsen wat ze zoal van ons vragen in de corona-aanpak.

Persoonlijke vrijheid
Persoonlijke vrijheid draait om het vermogen van elk individu zijn of haar eigen leven naar eigen inzicht vorm te geven.[11] In zijn analyse van persoonlijke vrijheid maakt Rutger Claassen onderscheid tussen negatieve en positieve vrijheid. Negatieve vrijheid gaat om de afwezigheid van inmenging of dwang, of die nu komt van andere mensen of van de staat.[12] Positieve vrijheid gaat om de aanwezigheid van reële mogelijkheden de dingen te bereiken die het leven waardevol maken, zoals gezondheid, vriendschap, of genot.[13] Wat betreft onze omgang met het coronavirus ligt er zowel op het vlak van negatieve vrijheid als op dat van positieve vrijheid een belangrijke taak voor de overheid.

Negatieve vrijheid
Te beginnen met negatieve vrijheid. Het schadebeginsel leert ons dat de staat de vrijheid van de één mag inperken, om schade aan de ander te voorkomen.[14] Veel coronamaatregelen kunnen op die basis worden gerechtvaardigd. Zo zijn restricties als verplicht afstand houden of beperkingen van groepsbijeenkomsten erop gericht te voorkomen dat de ene persoon gezondheidsschade toebrengt aan de andere persoon door hem of haar met het coronavirus te besmetten. Tegelijkertijd is het onmogelijk, of in ieder geval onwenselijk, om een samenleving honderd procent ‘schadevrij’ te maken. Dan zou autorijden volledig in de ban moeten, iedereen al met de mildste verkoudheid in complete quarantaine worden geplaatst, en elke interactie tussen mensen aan strenge voorwaarden en dwingende regels worden onderworpen. De vraag is dus hoe ver we willen gaan om risico’s op schade te verkleinen.

In een liberale staat zoals we die in Nederland hebben komt daar bovenop dat de overheid ook haar eigen inmenging in het leven van burgers, gericht op het realiseren van het schadebeginsel, tot het noodzakelijk minimum dient te beperken. Om te voorkomen dat de staat te ver binnendringt in het persoonlijk leven van mensen garandeert onze wet voor iedereen een aantal gelijke grondrechten, die voor elk individu bepaalde ruimtes afbakenen waarbinnen hij of zij in principe vrij is van overheidsbemoeienis. Dat gaat bijvoorbeeld om godsdienstvrijheid, vrijheid van vergadering, het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, en het recht op lichamelijke integriteit.[15] Tijdens de coronapandemie zijn veel van die grondrechten ingeperkt: er werden grenzen gesteld aan religieuze samenkomsten, groepsbijeenkomsten, en zelfs visite thuis; de avondklok verbood mensen hun huis te verlaten; toenemende vaccinatiedrang grijpt in op de lichamelijke zelfbeschikking.

Wanneer een grondrecht wordt ingeperkt, betekent dat nog niet automatisch dat het ook wordt geschonden. Van een schending is alleen sprake wanneer de inperking niet gerechtvaardigd is. Om gerechtvaardigd te zijn, moet een grondrechtsinperking aan bepaalde strenge voorwaarden voldoen. Om te beginnen moet daarvoor bij wet zijn voorzien. Bovendien moet de inperking een legitiem doel dienen, er moet geen minder ingrijpend middel bestaan om dat doel te bereiken, en het middel moet proportioneel zijn. De taak om vast te stellen of er aan de voorwaarden voor een gerechtvaardigde grondrechtsinperking is voldaan ligt in Nederland niet bij de rechter maar bij het parlement.[16] Vanzelfsprekend is het van groot belang dat volksvertegenwoordigers die taak zorgvuldig uitvoeren.

Om te illustreren wat dat van ze vraagt, kunnen we kijken naar het recente voorstel van het kabinet om over te gaan op een zogenaamd ‘2G-systeem’. Daarbij krijgen mensen alleen nog maar toegang tot bepaalde gelegenheden als ze kunnen aantonen dat ze Gevaccineerd of Genezen zijn; Getest wordt niet meer als alternatief geaccepteerd. Zo’n systeem beperkt mensen in hun keuzevrijheid om zich te laten vaccineren en vormt een van de zwaardere vormen van vaccinatiedrang.[17] Daarmee grijpt het in op het grondrecht op lichamelijke integriteit, het grondrecht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, en mogelijk de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst.[18]

Is het doel legitiem?
Om te beoordelen of deze inperking van grondrechten te rechtvaardigen is, moeten Kamerleden zich allereerst afvragen: dient de 2G-maatregel een legitiem doel? Het binnen de perken houden van aantallen besmettingen en IC-opnames zou een legitiem doel kunnen zijn. Dan moeten er echter wel goede redenen zijn om aan te nemen dat het uitsluiten van mensen die niet aantoonbaar gevaccineerd of genezen zijn daarvoor een effectief middel is, bij voorkeur in de vorm van wetenschappelijk bewijs dat de effectiviteit van een dergelijke maatregel aantoont. Bovendien zou het goed zijn als vaststaat bij welke besmettings- en IC-opnamecijfers het doel bereikt is, en de noodzaak voor het middel dus zou komen te vervallen. Aan allebei deze voorwaarden lijkt het 2G-plan van het kabinet niet te voldoen: de gezondheidseffecten van dit systeem zijn niet aangetoond op basis van empirisch onderzoek, maar slechts ingeschat op basis van rekenmodellen,[19] en er is geen ondergrens in besmettings- en IC-opnameaantallen gedefinieerd waarbij het systeem weer zal worden opgeheven.[20]

Is er geen minder ingrijpend middel?
Dan de vraag: is er geen minder ingrijpend middel om het doel van de 2G-maatregel te bereiken? Minder drastische middelen zijn zeker denkbaar. Op de korte termijn bestaat er een alternatief voor vaccinatiedrang in het gratis en laagdrempelig aanbieden van testen, waarbij een negatieve testuitslag gegarandeerd dezelfde rechten biedt als vaccinatie: het bekende 3G-systeem. Of het vragen om een negatief testbewijs aan zowel gevaccineerden als ongevaccineerden: het 1G-model. Of het massaal gratis verstrekken van zelftests waarbij mensen worden aangemoedigd het testen een onderdeel te maken van hun dagelijkse ochtendroutine.

Op middellange termijn kan er nog meer worden ingezet op adequate medische informatievoorziening, bijvoorbeeld door gerichte en persoonlijke benadering van kwetsbaren binnen gemeenschappen waarin de vaccinatiegraad achterblijft. Of de bouw van speciale coronaziekenhuizen, waar zorgmedewerkers voor een dubbel salaris en tegen zeer gunstige arbeidsvoorwaarden voor korte periodes aan de slag kunnen.[21] Bovenal is het zaak dat op lange termijn de structurele oorzaken van de huidige problemen in de zorg worden aangepakt, door de IC-capaciteit permanent uit te breiden, de ongezonde voedselindustrie aan banden te leggen, en te zorgen voor een schone leefomgeving voor iedereen.

Op die manier moeten we proberen te voorkomen dat in de toekomst zoiets als het 2G-model, met alle grondrechtsinperkingen van dien, überhaupt als beleidsoptie op tafel komt te liggen. Maar ook in het hier en nu zou het onjuist zijn te stellen dat er voor die optie geen minder ingrijpende alternatieven bestaan.

Is het middel proportioneel?
Tot slot de vraag: is het 2G-middel proportioneel? Beantwoording van deze vraag vergt een serieuze weging van de maatschappelijke kosten van deze maatregel: niet alleen het opschorten van het principe dat mensen helemaal vrij zijn in hun keuze een medische behandeling te ondergaan, maar ook de maatschappelijke tweespalt die het uitsluiten van ongevaccineerden met zich meebrengt. Het risico dat die groep tot zondebok van de crisis verwordt, in een sociaal isolement raakt, zich afkeert van publieke instituties, en radicaliseert in zijn eigen denkbeelden, moet daarbij zeer serieus worden genomen.

Tellen we deze maatschappelijke kosten op bij het feit dat het niet duidelijk is of het middel van 2G wel echt substantieel zal bijdragen aan het doel besmettingen en IC-opnames te beperken, dat dat doel bovendien niet helder gedefinieerd is, en dat er wel degelijk minder drastische maatregelen denkbaar zijn, dan is de logische conclusie dat deze inperking van grondrechten niet te rechtvaardigen is.

Positieve vrijheid
Tot zover negatieve vrijheid, die draait om de bescherming van het individu tegen dwang of inmenging van buitenaf. Positieve vrijheid draait zoals gezegd om de vraag of een individu daarnaast ook daadwerkelijk kansen heeft een goed leven te leiden. De overheid speelt een belangrijke rol bij het beschermen of creëren van die kansen. Veel coronamaatregelen zijn daar in eerste instantie op gericht.

Om een goed leven te kunnen leiden, hebben we immers een goede gezondheid nodig, en om die te verzekeren, moeten mensen worden beschermd tegen besmetting, ziekte en sterfte door corona. Tegelijkertijd hebben veel maatregelen ook negatieve effecten op de kansen die mensen hebben een goed leven te leiden, doordat ze beperkingen opleggen aan activiteiten waarvan ons levensgeluk doorgaans in grote mate afhankelijk is: restricties op groepsbijeenkomsten staan sociale verbinding in de weg; het staken van fysiek onderwijs beperkt persoonlijke ontwikkeling van kinderen en jongeren; sluiting van musea, theaters, en bioscopen belemmert de ontspanning en verwondering.

Hoe moeten we nu beoordelen of een maatregel onder de streep bijdraagt aan de kansen van mensen om een goed leven te leiden, of daar netto juist afbreuk aan doet? Een methode is om in te schatten hoeveel levensjaren er met een bepaalde keuze worden ‘gewonnen’ omdat daarmee ziekte en sterfte door corona worden voorkomen, en om die hoeveelheid af te wegen tegen het aantal levensjaren dat er vermoedelijk ‘verloren’ gaat doordat het besluit op andere manieren de gezondheid juist schaadt.

Deze methode is wellicht geschikt wanneer het gaat om beslissingen die alleen de zorg betreffen: gegeven de beperkte capaciteit die voorhanden is, hoeveel geld, hoeveel bedden, hoeveel personeel moet er worden ingezet voor welke soorten zorg? Rutger Claassen wijst erop dat de aanvankelijke beslissing reguliere ziekenhuiszorg uit te stellen ten bate van coronazorg in dat licht nog wel eens negatief geëvalueerd zou kunnen worden, omdat het erop lijkt dat die beslissing vele malen meer levensjaren heeft gekost dan opgeleverd.[22]

Goed leven omvat meer dan goede gezondheid
Als het echter gaat om beslissingen die niet alleen de zorg aangaan, maar duidelijk een bredere maatschappelijke impact hebben, schiet de methode van het berekenen van gewonnen levensjaren ernstig tekort. Die methode reduceert zulke beslissingen namelijk tot een gezondheidskwestie, terwijl er veel meer aspecten van het leven in het geding zijn. Positieve vrijheid gaat uiteindelijk om de reële kansen van mensen een goed leven te leiden. Willen we op dit vlak van persoonlijke vrijheid tot een gedegen afweging van de kosten en baten van het coronabeleid komen, dan moeten we onszelf dus allereerst de vraag stellen: wat is een goed leven?

Eén manier om die vraag te beantwoorden, geïnspireerd op de Aristoteliaanse filosofische traditie, is te kijken naar wat voor wezen de mens is, wat voor soort capaciteiten de mens heeft, en wat de mens met die capaciteiten kan bereiken. Zo zouden we kunnen vaststellen dat de mens in wezen een beestje is dat niet alleen fysiek kan functioneren, maar ook kan nadenken, verbinding kan maken met anderen, dingen kan waarnemen en voelen, en zich kan hechten aan de wereld om zich heen.[23] Door deze capaciteiten te gebruiken, bereikt de mens niet alleen gezondheid, maar ook kennis, vriendschap, genot, en schoonheid. Dat zijn uiteindelijk de bouwstenen van het goede leven, de fundamenten van ‘human flourishing’, de dingen die de mens doen ‘floreren’.

Gezondheid vormt dus een belangrijke component van het goede leven, en is in zekere zin een voorwaarde voor het bereiken van de overige componenten daarvan. Het spreekt dan ook voor zich dat de effecten van de coronamaatregelen op de gezondheid zwaar moeten meewegen in de evaluatie van die maatregelen. Maar we moeten er voor oppassen dat we de overige componenten van het goede leven niet uit het oog verliezen bij het beoordelen van het beleid. Dat is wel het risico wanneer het succes of falen van de corona-aanpak wordt gemeten door de aantallen besmettingen, zieken, en doden hier in Nederland te vergelijken met de cijfers uit landen waar een andere strategie is gevolgd. Leerachterstanden, eenzaamheid, en gemiste levensvreugde zijn niet direct terug te zien in cijfers en grafieken over gezondheid, maar vormen wel een aanslag op andere cruciale componenten van het goede leven, zoals kennis, vriendschap, en genot. Een evaluatie van het gevoerde beleid is dan ook niet compleet zonder dat ook deze aspecten zijn onderzocht.

Een goed coronabeleid is erop gericht mensen zo veel mogelijk in staat te stellen om al die verschillende componenten van het goede leven te bereiken. Zeker nu het steeds duidelijker wordt dat corona nooit meer helemaal weg zal gaan, is het zaak om in het bepalen van de juiste aanpak niet alleen het gezondheidseffect van de maatregelen mee te wegen, maar ook het nodige gewicht te geven aan de andere aspecten van het menselijk floreren. Het is belangrijk om te benadrukken dat die voor alle mensen toegankelijk zouden moeten zijn. Dat geldt voor ouderen en kwetsbaren, die op een veilige manier aan het maatschappelijk leven moeten kunnen deelnemen. Dat geldt voor kinderen en jongeren, die zich sociaal en geestelijk moeten kunnen ontwikkelen zonder al te zeer gebukt te gaan onder eenzaamheid en stress. En dat geldt voor mensen die ervoor kiezen zich niet te laten vaccineren, voor wie een menswaardig leven net zo goed mogelijk moet blijven.

Het zou een illusie zijn te denken dat de verschillende componenten van het goede leven en de vrijheden van verschillende groepen mensen nooit met elkaar kunnen botsen. Maar het zou verkeerd zijn om in de afweging die daarbij gemaakt moet worden slechts met betrekking tot één van die componenten of in het belang van één van die groepen een zogenaamde ‘rode lijn’ te trekken. De afgelopen twee jaar lijkt zo’n rode lijn in ieder geval getrokken te zijn op het vlak van de volksgezondheid, in het belang van met name de ouderen en kwetsbaren: dit specifieke aantal bezette ziekenhuisbedden, daar mogen we in geen geval overheen gaan. Je zou echter ook kunnen denken aan een rode lijn als het gaat om het onderwijs, omwille van kinderen en jongeren dus: de scholen, die gaan niet meer dicht. En een rode lijn wat betreft de omgang met ongevaccineerden: mensen op grond van hun vaccinatiestatus de toegang tot hun werk of sociaal leven ontzeggen, dat gaan we nooit doen.

Collectieve vrijheid
Waar persoonlijke vrijheid betrekking heeft op het vermogen van het individu zijn of haar eigen leven vorm te geven, verwijst collectieve vrijheid naar het vermogen van de leden van een groep om over hun gezamenlijke leven te beslissen.[24] Collectieve vrijheid wordt gerealiseerd door middel van de democratische rechtsstaat. Daarin leven burgers onder het gezag van de wet, die door hen allemaal collectief wordt vastgesteld en zonder aanziens des persoons wordt uitgevoerd.[25]

In zijn behandeling van collectieve vrijheid waarschuwt Rutger Claassen dat de collectieve vrijheid in de coronacrisis op twee manieren onder druk staat: door de innige verstrengeling van democratie en experts, en door de buitenwerkingstelling van democratische instituties in naam van de noodtoestand. Vandaag de dag, een jaar na de publicatie van zijn stuk, is zijn waarschuwing wat beide punten betreft minstens zo urgent.

Relatie tussen democratie en experts
Te beginnen met de relatie tussen democratie en experts. Toen Nederland begin 2020 werd geconfronteerd met de snelle opmars van een nieuw virus waarover nog maar weinig bekend was, vormde het een begrijpelijke stap om de hulp in te schakelen van een groep experts die het kabinet zou voorzien van advies wat betreft virusbestrijding. In dit Outbreak Management Team (OMT) namen wetenschappers plaats met expertise in de virologie, microbiologie, infectiologie en enkele andere medische specialismen.[26]

Vandaag de dag, bijna twee jaar nadat het coronavirus Nederland bereikte, speelt deze club experts nog steeds een belangrijke rol in de vorming van het coronabeleid. Hoewel de uiteindelijke beslissingsmacht bij de politiek ligt en niet alle adviezen één op één worden overgenomen, bekleedt het OMT onmiskenbaar een machtige positie. Het beperkt zich namelijk niet tot het inschatten van de volksgezondheidseffecten van verschillende beleidsopties, maar geeft in de regel ook als eerste aan welke optie in zijn optiek de voorkeur heeft.

Verschillende leden van het OMT zijn bovendien graag geziene gasten in de media, waar ze zich regelmatig voor of tegen bepaalde maatregelen uitspreken.[27] Aan die voorkeuren kent het publiek vervolgens veel gewicht toe, met als resultaat dat het voor de politiek moeilijk wordt van het advies af te wijken.

De grote rol van het OMT is op verschillende manieren problematisch. Allereerst vanwege de aard van de wetenschap zelf: die is een constante zoektocht naar de waarheid, waarin kennis nooit definitief is; een constant gesprek tussen onderzoekers, waarbij verschillende academici tot verschillende conclusies kunnen komen. Dat geldt ook voor de medische wetenschap.

Dat het OMT zich baseert op voorlopige kennis – in de woorden van Rutger Claassen, ‘de best beschikbare expertise van dat moment’[28] – en dat het team niet de volledige diversiteit aan opvattingen binnen de geneeskunde kan omspannen, spreekt voor zich. Dat neemt niet weg dat we gegeven de aard van het wetenschappelijk bedrijf moeten waken voor een heiligverklaring van ‘de wetenschap’ en voor een al te grote invloed van een relatief kleine groep experts bij het bepalen van het beleid.

Een tweede punt van kritiek dat regelmatig klinkt wanneer het gaat om de prominente positie van het OMT, betreft het gebrek aan diversiteit aan wetenschappelijke disciplines die daarin zijn vertegenwoordigd. Al in de zomer van 2020 schreven filosofen Jilles Smids en Catarina Dutilh Novaes op filosofieblog Bij Nader Inzien dat de corona-aanpak erbij gebaat was geweest als er vanaf het begin een breder scala aan experts bij de beleidsvorming was betrokken.[29] Veldepidemiologen, economen, cultureel antropologen en ethici hadden belangrijke inzichten kunnen bieden die hadden kunnen bijdragen aan een betere strategie, zo betoogden zij. Hoewel de roep om disciplinaire verbreding van geraadpleegde expertise sindsdien meermaals heeft geklonken, bestaat het OMT vandaag de dag nog steeds alleen uit medisch experts.

Het vergroten van de diversiteit van geconsulteerde experts zou echter geen soelaas bieden – misschien zelfs integendeel – als het gaat om het derde en belangrijkste probleem met de macht van het OMT: in een democratie kan en mag expertise nooit de enige basis zijn voor politieke beslissingen. De wetenschap kan goed van pas komen om in kaart te brengen wat voor beleidsopties er zijn en wat voor effecten die zouden hebben, maar zij mag ons niet vertellen welke optie de beste is. Om daarachter te komen hebben we namelijk niet alleen kennis nodig van de feiten, maar ook een afweging van waarden. En het maken van die afweging is uiteindelijk niet aan de experts, maar aan gekozen politici.

Het raamwerk dat in dit artikel geschetst wordt, biedt hun een reeks aanknopingspunten voor het maken van die afweging. Maar uiteindelijk moet die afweging bovenal een reflectie vormen van de wil van het volk; van het antwoord dat de samenleving geeft op de fundamentele vraag: in wat voor wereld willen wij leven?

Reflectie: hoe richten we de samenleving in?
Wil de collectieve vrijheid daadwerkelijk gestalte krijgen in het coronabeleid, dan is het wel zaak dat die grote vraag – in wat voor wereld willen we leven? – ook daadwerkelijk onderwerp is van een democratisch debat in politiek en samenleving. Het is echter twijfelachtig of daar de afgelopen tijd voldoende sprake van is geweest. De aandacht lijkt tot nog toe voornamelijk gericht te zijn geweest op de vragen: hoe managen we deze crisis; hoe lossen we het coronaprobleem op? Het crisismanagement-frame nodigt echter vooral uit tot een technocratische benadering, met veel sturing van bovenaf en weinig ruimte voor inbreng van onderop.

Het probleemoplossing-frame stuurt op zijn beurt aan op ‘technological fixes’, zoals Testen voor Toegang, de CoronaMelder en de CoronaCheck-app.[30] Beide frames miskennen dat corona hoogstwaarschijnlijk een verschijnsel is waarmee we zullen moeten leren leven en geen crisis is die we kunnen ‘managen’ of een probleem dat we kunnen ‘fixen’. Een goede omgang met corona als endemische ziekte vraagt van ons dat we allemaal een stapje terugdoen en gezamenlijk reflecteren op de vraag op wat voor manier we de samenleving zouden willen vormgeven als het virus daar een blijvend onderdeel van uitmaakt.

Daarbij is het de moeite waard vanaf nu meer alternatieve, creatieve, en duurzame ideeën te gaan overwegen: het grootschalig herinrichten van gedeelde ruimtes om anderhalve meter afstand en voldoende ventilatie altijd te kunnen garanderen bijvoorbeeld, of het structureel beperken van het internationaal verkeer en massale samenkomsten – oftewel: leven met wat meer ruimte, maar juist minder grote bewegingen dan we hiervoor gewend waren.

Dat klinkt misschien heftig, maar we moeten ons ook realiseren dat veel van de maatregelen waar de politieke voorkeur nu naar uit lijkt te gaan een minstens zo ingrijpend effect hebben op onze manier van samenleven. Neem het verplicht testen voor toegang, of het buitensluiten van mensen die niet aantoonbaar gevaccineerd of genezen zijn. Het principe dat je vrij bent om zelf te kiezen of je een medische behandeling ondergaat, is hiermee niet langer vanzelfsprekend.

Het idee dat iedereen een gezondheidsgevaar is totdat het tegendeel bewezen is, raakt daarentegen des te meer in onze cultuur en in ons denken verankerd. Dat er gedifferentieerd mag worden in de wettelijke vrijheidsrechten van mensen op basis van hun persoonlijke keuzes, wordt normaler. Is dat wel echt hoe we de samenleving willen inrichten?

Op z’n minst vragen zulke ingrijpende plannen om een fundamentele discussie in de politiek en in de samenleving, waarbij alternatieve ideeën serieus worden overwogen. De manier waarop de maatregelen tot nu toe in de regel tot stand komen, laat daar echter weinig ruimte voor: telkens wanneer de besmettings- en IC-opnamecijfers een vlucht nemen, stelt het OMT met spoed een advies op, besluit het kabinet in crisissfeer tot een volgend maatregelenpakket, wordt er per persconferentie bovenal de boodschap overgebracht dat ‘het niet anders kan’, en krijgt de Kamer slechts kort de tijd om zijn positie te bepalen. Deze werkwijze schept niet de ideale omstandigheden voor de meer diepgaande reflectie en het uitvoerige inhoudelijke debat die beide onontbeerlijk zijn om zulk verregaand overheidsingrijpen eventueel te legitimeren.[31]

Terwijl er in de politiek al weinig ruimte is voor een gedegen discussie over de vraag hoe we de samenleving zouden moeten inrichten, blijkt ook in de samenleving zelf het gesprek over deze vraag erg lastig. Allereerst maken de maatregelen an sich, die vaak gericht zijn op het beperken van sociaal contact en tot gevolg hebben dat mensen zich meer terugtrekken achter de voordeur, het fysiek minder makkelijk voor mensen onderling de dialoog aan te gaan. Dat geldt al helemaal wanneer maatregelen een scheiding creëren tussen de sociale leefwerelden van mensen met verschillende opvattingen, zoals de coronapas doet.

Bovendien zijn velen, na zo lang op de proef te zijn gesteld door zowel het virus als de maatregelen, vermoeid en gefrustreerd. Dat draagt niet bij aan het onderlinge begrip voor elkaars standpunten. Mensen die zich verzetten tegen de maatregelen worden al snel weggezet als ‘wappie’; mensen die juist voor strenger ingrijpen zijn worden op hun beurt uitgemaakt voor ‘nazi’.[32] Op deze manier komen mensen met verschillende opvattingen steeds meer tegenover elkaar te staan, en lijken ze elkaar steeds meer als vijanden te gaan zien.

De strijd tussen verschillende opvattingen over de vraag waar het naartoe moet met de samenleving, vormt uiteindelijk de kern van de democratie, zo leert de Belgische filosofe Chantal Mouffe ons.[33] De truc is die strijd op zo’n manier vorm te geven dat mensen met verschillende meningen elkaar niet gaan zien als vijanden, maar slechts als tegenstanders – dat ze wel met elkaar van mening verschillen, maar elkaars recht om die mening te verdedigen niet ter discussie stellen.

Juist om te voorkomen dat burgers als vijanden tegenover elkaar komen te staan, is het zaak dat de strijd tussen verschillende opvattingen voldoende ruimte en zichtbaarheid krijgt binnen de politiek. Anders, zo waarschuwt Mouffe, zal de strijd zich buiten de democratische instituties gaan voltrekken, met alle risico’s van dien. Dat er in de politieke arena een fundamenteel debat wordt gevoerd waarbij de opvattingen flink op elkaar mogen botsen, is dus des te belangrijker. Dat geldt zeker ook wanneer het gaat om het coronabeleid, een onderwerp dat de gemoederen in de samenleving hoog doet oplopen.[34]

Het ideaal van collectieve vrijheid vereist dus in de eerste plaats dat er in politiek en samenleving daadwerkelijk een fundamentele discussie wordt gevoerd over de inrichting van de maatschappij. Maar het is minstens zo wezenlijk voor de democratische rechtsstaat dat de institutionele randvoorwaarden voor zo’n discussie in orde zijn, en dat er goede formele garanties bestaan ervoor te zorgen dat de uitkomst van die discussie uiteindelijk ook bindend is voor het bestuur.

Als het gaat om het Nederlandse coronabeleid, worden die randvoorwaarden en garanties in belangrijke mate bepaald door de Tijdelijke wet maatregelen Covid-19. Deze wet, ook wel de ‘coronawet’ genoemd, werd in oktober 2020 aangenomen als spoedwet om de coronamaatregelen van een juridische basis te voorzien.[35] Zoals Rutger Claassen in zijn stuk uitlegt, biedt deze wet een beter fundament voor de maatregelen dan de noodverordeningen waarin die aanvankelijk werden vervat.[36]

Maar ook aan de coronawet zitten haken en ogen. Zoals rechtsfilosoof Bastiaan Rijpkema aangeeft in een column in de Groene Amsterdammer, is het deze wet die het mogelijk maakt dat het OMT-advies steeds eerst wordt gevolgd door een persconferentie van het kabinet, en de Kamer pas daarna aan zet is om over nieuwe maatregelen te debatteren.[37] Dat die werkwijze de inhoudelijke discussie niet ten goede komt, werd hierboven al benoemd. Daarnaast geeft de coronawet de regering de bevoegdheid verregaande maatregelen vast te stellen bij ministeriële regeling, waarbij alleen de Tweede Kamer op een noodknop kan drukken om besluiten tegen te houden.[38] De Eerste Kamer, die traditioneel juist een belangrijke functie vervult als ‘chambre de réflexion’, wordt op die manier juridisch buitenspel gezet.

Bijna twee jaar na het begin van de coronapandemie rijst toch de vraag of het niet tijd wordt helemaal terug te schakelen naar het gebruikelijke wetgevingsproces, met voor beide Kamers een actieve rol en formeel instemmingsrecht met betrekking tot alle ingrijpende maatregelen. Deze overwegingen zouden parlementariërs te denken moeten geven bij het volgende verzoek om verlenging van de coronawet – die in naam dan wel ‘tijdelijk’ is, maar als het aan het kabinet ligt nog een hele tijd van kracht blijft.[39]

Morele vrijheid
Waar persoonlijke vrijheid gaat om de kansen van het individu zijn of haar eigen leven vorm te geven, en collectieve vrijheid draait om het vermogen van de groep om het gezamenlijk leven op een bepaalde manier in te richten, verwijst morele vrijheid naar de vrijheid die mensen hebben om zelf hun morele verplichtingen gestalte te geven.[40] Verwijzend naar de filosofie van Immanuel Kant legt Rutger Claassen uit: waar de politiek ons gedrag extern reguleert doordat de staat dwingende wetten aan ons oplegt, reguleert de moraal ons gedrag intern doordat we in ons eigen handelen rekening houden met de belangen van anderen.

Politieke en morele besluitvorming zouden gezien kunnen worden als ‘communicerende vaten’, zo stelt Rutger Claassen: hoe meer de overheid ons gedrag van bovenaf stuurt, hoe minder we ons eigen morele kompas hoeven aan te spreken, en andersom. Onze morele vrijheid bestaat in de ruimte die we zelf hebben om onze verantwoordelijkheid jegens anderen in ons eigen handelen vorm te geven.

Als we kijken naar de grote hoeveelheid regels die de overheid tijdens de pandemie van bovenaf heeft opgelegd, zouden we kunnen stellen dat de morele vrijheid van burgers de afgelopen tijd flink is verkleind. Over de voorbije periode tekent zich ook een verschuiving af in de koers van het kabinet. Aan het begin van de pandemie gaf premier Rutte nog aan weinig te voelen voor een al te strikte benadering, ‘ik wil niet de baas spelen hier’,[41] maar later volgde er een avondklok.

In het voorjaar van 2020 benadrukte Hugo de Jonge dat vaccinatie altijd vrijwillig zou blijven, en ‘vrijwillig is vrijwillig, dus niet stiekem toch verplicht via een andere route’,[42] maar in het najaar van 2021 kwamen er toch vaccinatiedrangmaatregelen op tafel. De neiging van de overheid de morele vrijheid van burgers te verkleinen door dwingende wetten voor te schrijven is begrijpelijk. Immers, als burgers vrij zijn om hun eigen morele afwegingen te maken, bestaat er geen zekerheid dat ze zich zullen gedragen volgens de regels die de staat de juiste acht. In zijn zoektocht naar zekerheid kan de staat dus steeds meer morele vrijheid van burgers opslokken.

Risico’s van padafhankelijkheid
In dit kader moeten we ons wel afvragen of we ons met sommige coronamaatregelen niet op een gevaarlijke glijdende schaal begeven. De coronapas vormt hier opnieuw een goede casus. In het liberale Nederland van voor de pandemie was het absoluut ondenkbaar dat mensen ooit bij de deur van een café zouden worden weggestuurd omdat ze geen certificaat op zak hadden om te bewijzen dat ze geen gevaar vormden voor de volksgezondheid. Toch is dat inmiddels ook in ons land dagelijkse praktijk en wordt er momenteel ook hier gedebatteerd over het plan ongevaccineerden zelfs met een negatief testbewijs niet langer toe te laten tot de horeca en evenementen.[43] In Oostenrijk gaat het coronabeleid nog een stap verder: begin november mochten ongevaccineerden daar in principe hun huis niet meer verlaten, en inmiddels heeft de regering zelfs een algemene vaccinatieplicht aangekondigd.[44] Binnen de Europese Unie klinkt het heftigste nieuws echter uit Letland: daar is aan alle ongevaccineerde parlementariërs en lokale volksvertegenwoordigers het stemrecht ontnomen.[45] De plannen die nu in Nederland worden doorgevoerd en bediscussieerd gaan minder ver dan de maatregelen in Oostenrijk en Letland, maar maken de stap naar zulke buitengewoon verregaande inbreuken op burgerrechten en politieke rechten wel veel kleiner.

Ook is het de vraag wat voor precedent de huidige corona-aanpak schept voor de strategie die de overheid in de toekomst zal voeren op andere beleidsterreinen. Naar aanleiding van het plan voor de invoering van het 2G-systeem vroeg NRC-columniste Rosanne Hertzberger zich op Twitter hardop af of ook de inentingen uit het Rijksvaccinatieprogramma, BKR-geregistreerde schulden, en gegevens van verzekeraars en justitie zouden worden opgenomen in het digitale paspoort op basis waarvan mensen al dan niet bepaalde vrijheidsrechten genieten. En zou dat paspoort niet op den duur worden gekoppeld aan gezichts- en nummerbordherkenning, wat de overheid een ongekend controle- en surveillancesysteem in handen zou geven?[46]

De ultieme dystopie die in dit verband wel eens wordt genoemd, is het Chinese sociaalkredietsysteem. Daarin krijgen burgers op grond van hun gedrag een score toebedeeld die hun vervolgens bepaalde straffen of beloningen oplevert.[47] Wordt iemand bijvoorbeeld door een camera met gezichtsherkenningssoftware betrapt op het negeren van een rood voetgangerslicht, dan gaan er punten af; zakt haar score onder een bepaalde grens, dan kan ze geen trein- of vliegticket meer kopen. Onder zo’n regime zinkt de morele vrijheid van mensen richting het nulpunt: de staat verzekert dat burgers perfect in de pas lopen, maar voor eigen morele afwegingen is er geen ruimte meer. Het is niet gezegd dat we op dit moment op de drempel staan van zo’n systeem, maar het is wel verstandig ervoor te waken dat we op die drempel terechtkomen.

Op dit punt zullen sommigen tegenwerpen: maar we hebben het toch zelf in de hand, of we ons over die glijdende schaal gaan bewegen; als wij niet willen dat het ene stapje leidt tot het andere, dan gebeurt het toch niet? Tot op zeker hoogte klopt dat. Het hele idee van collectieve en morele vrijheid, en eigenlijk ook dit afwegingskader an sich, leunt op de assumptie dat we wel degelijk een keus hebben in de wijze waarop we omgaan met corona en de manier waarop we de samenleving vormgeven. Toch zou het naïef zijn te ontkennen dat politieke beslissingen soms bepaalde processen in gang kunnen zetten die nog maar moeilijk zijn om te keren of bij te sturen. ‘Path dependence’, wordt dit in de wetenschappelijke literatuur wel genoemd.

Er zijn verschillende redenen waarom het moeilijk kan zijn van een ingeslagen pad af te wijken. Ten eerste wordt er in politiek en bestuur vaak voortgebouwd op beproefde ideeën en praktijken. Als een bepaalde ingreep in het verleden effectief bleek en kennelijk door burgers werd geaccepteerd om een bepaald probleem op te lossen – zeg, de invoering van een avondklok of verplicht testen voor toegang om corona te bestrijden – dan ligt het voor de hand om eenzelfde benadering te hanteren wanneer zich later een vergelijkbare uitdaging aandient, een volgende virusuitbraak bijvoorbeeld.

Ten tweede kan een technologische toepassing die op een zeker moment voor een zeker doel in de samenleving wordt geïntroduceerd – zeg, een digitaal paspoort voor coronavaccinatie – op een later moment even handig inzetbaar blijken voor andere doeleinden, die aanvankelijk niet waren voorzien: als de infrastructuur er al ligt om mensen op basis van hun vaccinatiestatus van bepaalde gelegenheden uit te sluiten, waarom zouden we datzelfde systeem dan niet ook gebruiken om mensen die hoog scoren op terrorismerisico-indicatoren van sommige plekken te weren?

Tot slot kunnen politieke beslissingen soms psychologische en maatschappelijke dynamieken op gang brengen die vervolgens nog maar moeilijk te beheersen zijn: als bestuurders in woord en daad bijvoorbeeld maar genoeg brandstof geven aan het idee dat ongevaccineerden de schuld dragen voor de pandemie, kunnen de gevaccineerde meerderheid en de ongevaccineerde minderheid op den duur dermate van elkaar vervreemd raken dat ze politiek niet meer voor elkaars basale rechten willen instaan. Het stemverbod voor ongevaccineerde Letse volksvertegenwoordigers mag hier als waarschuwing gelden.

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we niet terecht komen in zo’n trein die niet meer te stoppen is; die via Oostenrijk en Letland afkoerst op China? Het antwoord ligt grotendeels in de voorgaande secties besloten. Bij elk beleidsvoorstel waarbij grondrechten in het geding zijn, moeten we ons heel serieus afvragen of aan de strenge voorwaarden voor grondrechtsinperkingen is voldaan. Rode lijnen moeten niet alleen getrokken worden ter bescherming van de volksgezondheid, maar ook als het gaat om de groei van de staatsmacht en verdrukking van minderheden.

Overheidsingrijpen moet altijd onderworpen zijn aan democratische controle, en de grote lijn van het beleid moet uiteindelijk een uitvloeisel vormen van een fundamentele discussie over de vraag hoe we de samenleving gezamenlijk vorm willen geven. Daarbij is het bovenal van belang dat we erkennen dat we wel degelijk steeds een keus hebben: willen we doorreizen naar bestemming A, slaan we af richting station B, blijven we hier, of rijden we een halte terug? Als we zulke vragen blijven stellen, voorkomen we dat we uiteindelijk verdwaasd wakker worden bij een eindbestemming waar we eigenlijk nooit naartoe hadden gewild.

Vertrouwen in burgers
Al met al zijn er dus goede redenen er scherp op toe te zien dat de staat niet te ver gaat in het afdwingen van moreel wenselijk gedrag bij burgers. Dat betekent dat de overheid er tot op zekere hoogte op moet vertrouwen dat mensen uit vrije wil doen wat goed is voor anderen. Het zou kortzichtig zijn om te ontkennen dat corona ons wat dat betreft voor grote uitdagingen stelt, zeker nu de pandemie zich zo lang voortsleept en de vermoeidheid en frustratie toeslaan.

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen rekening blijven houden met elkaar, zonder dat de staat het wenselijke gedrag volledig van bovenaf gaat zitten afdwingen? Het allerbelangrijkste is dat de overheid mensen in staat stelt om zelf op een moreel verantwoordelijke manier te handelen.

Wil de overheid dat mensen zich laten vaccineren, dat ze zich laten testen bij klachten, en dat ze niet naar hun werk gaan wanneer de besmettingscijfers weer de lucht in schieten, dan moet de overheid er ook voor zorgen dat de vaccins snel en makkelijk beschikbaar zijn, dat mensen altijd op korte termijn terecht kunnen voor een test, en dat degenen die inkomen mislopen door lockdownmaatregelen daardoor niet in financiële problemen geraken. Met andere woorden, de staat moet de voorwaarden creëren waaronder burgers solidair kunnen zijn met elkaar.[48]

Tot slot is het van belang dat we ons realiseren dat solidair gedrag in de praktijk alleen kan bestaan in een samenleving waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen. In een essay op Bij Nader Inzien wijst voormalig Denker des Vaderlands Marli Huijer erop dat het coronabeleid wat dat betreft ook juist veel schade heeft aangericht: door de mogelijkheden voor mensen om elkaar fysiek te treffen te beperken, door letterlijk afstand te creëren tussen burgers, en door digitale verbindingen en QR-codes het interpersoonlijk contact te laten mediëren, hebben de maatregelen het ‘web van menselijke relaties’ verzwakt, om met de woorden van filosoof Hannah Arendt te spreken.[49]

Daarmee is het fundament waarop de solidariteit tussen mensen berust geërodeerd. Om de schade te herstellen is het zaak dat de overheid zich actief gaat inzetten sociale verbindingen weer te versterken; om tweedelingen te dichten; om ‘de boel bij elkaar te houden’, zoals Joop den Uyl zou zeggen. Alleen dan kunnen we verwachten dat burgers in morele vrijheid het goede zullen doen voor elkaar.

Zes richtlijnen voor een sociaal en democratisch coronabeleid
In dit artikel heb ik een poging gewaagd de inzichten uit Rutger Claassens dashboard voor een intelligente lockdown te actualiseren met het oog op de recente uitbreiding van de set aan mogelijke coronamaatregelen en de lessen van nog een jaar pandemie. De belangrijkste van die lessen: corona gaat niet meer weg, althans voorlopig sowieso niet, en misschien wel nooit meer. Willen we daar op een goede manier mee omgaan, dan is het van groot belang om drie wezenlijke vormen van vrijheid in het oog te houden: persoonlijke vrijheid, collectieve vrijheid, en morele vrijheid. Onder elk van deze noemers zal ik nu enkele concrete richtlijnen formuleren die in het licht van mijn analyse van belang zijn bij het nemen van politieke besluiten over de corona-aanpak:

Persoonlijke vrijheid

  • Controleer bij elke maatregel die ingrijpt op grondrechten met de grootste zorgvuldigheid of er wel echt is voldaan aan de voorwaarden dat de maatregel een legitiem doel dient, dat er geen minder ingrijpend middel is om dat doel te bereiken, en dat het middel proportioneel is. Erken dat bijvoorbeeld het recente plan om over te gaan op een 2G-systeem daar niet aan lijkt te voldoen.
  • Houd oog voor alle aspecten van het menselijk floreren: niet alleen gezondheid, maar ook kennis, vriendschap, genot, en schoonheid moeten voor alle burgers bereikbaar zijn. Reduceer het publieke belang nooit tot slechts één van deze componenten van het goede leven. Trek niet alleen rode lijnen wat betreft de belasting van de zorg, maar ook bijvoorbeeld als het gaat om het sluiten van onderwijsinstellingen en het uitsluiten van ongevaccineerden.

Collectieve vrijheid

  • Maak het coronabeleid niet tot een technisch probleem waarvoor experts een oplossing moeten aandragen, maar voer een fundamenteel democratisch debat over de vraag: in wat voor wereld willen we leven? Denk na over alternatieve ideeën voor het vormgeven van een samenleving waar corona voor lange tijd onderdeel van uitmaakt. Durf uiteenlopende opvattingen op elkaar te laten botsen in de politiek, en laat voldoende ruimte voor discussie en meningsverschillen in de samenleving.
  • Voorkom dat verregaand overheidsingrijpen in naam van de noodtoestand aan de gebruikelijke democratische instituties en besluitvormingsprocessen wordt onttrokken. Heroverweeg de coronawet, of in ieder geval die delen van de wet die ervoor zorgen dat het parlement pas debatteert over nieuwe maatregelen nadat OMT en kabinet hun keus al hebben gepresenteerd, en dat de Eerste Kamer niet over alle regels mag meebeslissen.

Morele vrijheid

  • Probeer niet al het morele handelen van burgers met wetten af te dwingen, maar laat ook genoeg ruimte bestaan waarbinnen mensen hun eigen afwegingen kunnen maken. Houd rekening met het gevaar dat maatregelen zoals de coronapas bepaalde bestuurlijke, technologische, en sociale processen in gang zetten die ons uiteindelijk bij een uitkomst brengen die we vooraf niet hadden gewenst.
  • Investeer in de sociale voorwaarden waaronder burgers zelf het goede doen en solidair zijn met elkaar. Zorg ervoor dat mensen in staat zijn zich aan de regels te houden, bijvoorbeeld door testfaciliteiten goed op orde te maken en inkomensderving door lockdownmaatregelen op te vangen. En zorg ervoor dat mensen bereid blijven hun verantwoordelijkheid voor anderen te nemen, door het sociale weefsel van de samenleving weer te versterken.

Samen vormen deze richtlijnen een afwegingskader voor een sociaal en democratisch coronabeleid. Bestuurders en volksvertegenwoordigers kunnen dit gebruiken om weloverwogen politieke besluiten te nemen in de komende fase van de pandemie. Of de komende fase ook de laatste fase is, en hoelang het afwegingskader dat ik hier geschetst heb zal volstaan, moet de toekomst uitwijzen.

NOTEN

  1. Claassen, R. (2020). Een dashboard voor een intelligente lockdown. Socialisme & Democratie. 77(6), pp. 26-41.
  2. Van den Brink, R. (2021, 27 februari). Wetenschappers: coronavirus gaat niet meer weg. NOS.
  3. Van Loon, W. (2021, 13 augustus). Opheffen van alle coronamaatregelen komt in zicht. NRC.
  4. Rijksoverheid (2021, 2 november). Besmettingen moeten omlaag, passende maatregelen nodig.
  5. RIVM (2021, 21 november). Cijfers COVID-19 vaccinatieprogramma.
  6. Visser, M. (2021, 28 oktober). Britse studie: Gevaccineerden geven het coronavirus in huis bijna net zo makkelijk door als niet-gevaccineerden. Trouw.
  7. Van Loon, W. (2021, 3 november). RIVM: vaccineffectiviteit neemt af. NRC.
  8. Reijnen, E. (2021, 8 november). Boosterprik mogelijk toch al eerder, versnelling wegens snel oplopende besmettingen. AD.
  9. Bolle, I. (2021, 30 september). Israëliërs zonder boosterprik kunnen coronabewijs kwijtraken. Trouw.
  10. Zie: www.coronadashboard.rijksoverheid.nl/.
  11. Claassen, R. (2020), p. 27.
  12. Dit is gebaseerd op de negatieve vrijheidsopvatting van Berlin, I. (1969). Two Concepts of Liberty. In I. Berlin (Ed.), Four Essays on Liberty (pp. 118-172). Oxford: Oxford University Press.
  13. Dit idee ontleen ik aan de ‘capability approach’, zoals bijvoorbeeld uiteengezet in Sen, A. (2009). The Idea of Justice. Londen: Penguin Books.
  14. Mill, J.S. (1859). On Liberty, 2nd edition. Londen: John W. Parker and Son, West Strand.
  15. Zie de Nederlandse Grondwet, resp. Artikel 6, 9, 10, en 11..
  16. Zie de Nederlandse Grondwet, Artikel 120.
  17. Gezondheidsraad (2021, 4 februari). Ethische en juridische afwegingen COVID-19-vaccinatie. p. 15.
  18. Gezondheidsraad (2021, 4 februari), p. 12.; Krasser, A. (2021). Compulsory Vaccination in a Fundamental Rights Perspective: Lessons from the ECtHR. ICL Journal, 15(2), 207-233, p. 226.
  19. Zie: 130e advies Outbreak Management Team, p. 7.
  20. Zie: Wetsvoorstel tijdelijke wet differentiatie coronatoegangsbewijzen.
  21. Dit is een idee van Armand Girbes, zoals opgetekend in Werkhoven, P. (2021, 22 november). Moeten we leren leven met corona? “Als circulatie zo hoog is, kún je niet met het virus leven”. AD.
  22. Claassen, R. (2020), p. 29.
  23. Deze visie op het goede leven is nader uitgewerkt in bijvoorbeeld: Kraut, R. (2007). What is Good and Why: The Ethics of Well-being. Cambridge, MA: Harvard University Press. En: Nussbaum, M. (2000). Women and Human Development: The Capabilities Approach. Cambridge: Cambridge University Press.
  24. Claassen, R. (2020), p. 31.
  25. Claassen, R. (2020), p. 33.
  26. RIVM (2021, 13 november). Outbreak Management Team.
  27. Zie bijvoorbeeld NOS (2021, 27 oktober). Deel OMT spreekt zich uit tegen aparte regels voor ongevaccineerden.
  28. Claassen, R. (2020), p. 35.
  29. Smids, J. & C. Dutilh Novaes. (2020, 16 juli). “De wetenschap volgen?” Nee, politieke keuzes maken! Bij Nader Inzien.
  30. Zie Lievisse Adriaanse, M. (2020, 23 april). De (ethische) bezwaren tegen de testsamenleving nemen toe. NRC; Lucivero, F., Hallowell, N., Johnson, S., Prainsack, B., Samuel, G., en Sharon, T. (2020, 10 april), COVID-19 and Contact Tracing Apps: Technological Fix or Social Experiment?
  31. Zie ook Rijpkema, B. (2021, 16 november). Coronademocratie. De Groene Amsterdammer.
  32. Zie bijvoorbeeld AD (2021, 30 september). Reacties op Waku Waku-wappies: “Media moeten ze geen aandacht schenken”.
  33. Mouffe, C. (2000). The Democratic Paradox. London: Verso.
  34. Rosman, C. (2021, 26 oktober). NCTV vreest verdere radicalisering coronaprotesten. AD.
  35. Kuiper, M. & Lievisse Adriaanse, M. (2010, 27 april). Spoedwet voor noodmaatregelen. NRC.
  36. Claassen, R. (2020), p. 35.
  37. Rijpkema, B. (2021, 16 november). Coronademocratie. De Groene Amsterdammer.
  38. Zie de Wet publieke gezondheid, Artikel 58c lid 3.
  39. Al Ali, W. (2021, 8 november). De Jonge: tijdelijke coronawet verlengen tot in elk geval juni. NRC.
  40. Claassen, R. (2020), p. 35.
  41. NOS (2020, 8 mei). “We zijn geen kinderspeeltuin, ik wil niet de baas spelen hier”.
  42. Theuling, R. (2020, 22 april). De dagelijkse dilemma’s van “coronaminister” Hugo de Jonge: “Ik kan niet toveren, alleen maar hard werken”. EenVandaag.
  43. NOS (2021, 15 november). Politieke spanning over 2G-beleid loopt op.
  44. NOS (2021, 19 november). Oostenrijk wil vaccinatieplicht en kondigt lockdown van maximaal 20 dagen aan.
  45. Al Ali, W. (2021, 12 november). Stem- en debatverbod voor ongevaccineerde Letse volksvertegenwoordigers. NRC.
  46. Zie https://twitter.com/ryhertzberger/status/1459443411740774401?s=20.
  47. Thijs, T. (2019, 2 maart). 23 miljoen Chinezen mogen niet meer reizen omdat ze te weinig “punten” hebben. AD.
  48. Zie Fuks, N., Van der Steen, M., Sharon, T., Lanzing, M., Siffels, L., & Paul, K. (2021, 20 mei). Hoe blijven we solidair in een pandemie? Bij Nader Inzien.
  49. Huijer, M. (2021, 4 november). De coronamaatregelen bedreigen de solidariteit waarop ze juist zouden berusten. Bij Nader Inzien.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.

S&D bestaat sinds 1939 en verschijnt zes keer per jaar. Oude nummer kunt u doorzoeken via het register (1939-2023) of op thema. De redactie bestaat uit: Paul de Beer, Meike Bokhorst, Josette Daemen, Patricia Dinkela [eindredactie], Janneke Holman [eindredactie], Tim 'S Jongers, Ruud Koole, Marijke Linthorst, Annemarieke Nierop [hoofdredactie], Arjan Reurink, Vera Vrijmoeth en Bram van Welie.

S&D wordt uitgegeven door Van Gennep. Een los nummer kost € 17,50, en jaarabonnementen (vol tarief) € 84,50 (te bestellen via: info@vangennep-boeken.nl).

Een online abonnement kost € 2 per maand. U kunt zelf een account hiervoor aanmaken onder mijn S&D, of stuur een e-mail naar send@wbs.nl.

Oude nummers kunt u downloaden vanaf de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. Voor een overzicht van auteurs per nummer, raadpleegt u het register van S&D (1939-2023)

Inzenden kopij

De redactie van S&D verwelkomt kopij. Artikelen kunnen worden gemaild naar send@wbs.nl. Artikelen aanleveren in Word, bronvermelding in eindnoten (apa). Richtlijn aantal woorden: 2000-2500. Idealiter vormen artikelen in S&D een mix van wetenschap, politiek en essay. De redactie van S&D beslist over plaatsing van binnengekomen kopij. Ze beoordeelt daarbij op basis van de volgende criteria:
- een heldere opbouw en schrijfstijl (geen jargon) en duidelijke vraagstelling
- een goede onderbouwing van standpunten met argumenten, weging van de tegenargumenten en bronvermelding
- vernieuwing van de gedachtevorming binnen de sociaal-democratie
- toegevoegde waarde t.o.v. bestaande inzichten/onderzoeken
- politieke relevantie

Redactie

Redactieadres: Wiardi Beckman Stichting
Theresiastraat 13
2593 AA Den Haag
send@wbs.nl

Uitgever: Uitgeverij Van Gennep
Nieuwpoortkade 2a
1055 RX Amsterdam
info@vangennep-boeken.nl

Documenten