Discussies over vernieuwing van het sociaal contract leiden af van de echt belangrijke vragen over onze samenleving. Is het normaal dat cognitief sterke mensen meer verdienen? Is het normaal dat we succes zien als een individueel gegeven? En is het normaal dat we een overheid hebben die het belang van een rijke minderheid steeds stelt boven het algemeen belang?

Door: Lian Heinhuis
Raadslid in Amsterdam namens de PvdA en programmamanager bij filantropisch fonds Porticus

Van links tot rechts zijn politici en wetenschappers het eens: we hebben een nieuw sociaal contract nodig. Een nieuw sociaal contract zou helpen de relatie tussen de overheid en burger te verbeteren. Het zou het antwoord zijn op de onrust die we waarnemen op sociale media, op de onvrede die geuit wordt tijdens talloze demonstraties. Het zou het vertrouwen in de overheid herstellen.

In dit essay zal ik bepleiten dat deze aannames onterecht zijn. De uitdagingen waar onze samenleving voor staat, zullen niet opgelost worden met het vernieuwen van het sociaal contract. Sterker nog, door hier de focus op te leggen wordt de aandacht afgeleid van wat er werkelijk moet veranderen. We zullen namelijk terug moeten naar de kern van wat een sociaal contract is en toezien op de naleving ervan. Dat is niet een neutraal gegeven, maar een politieke keuze. En het is die politieke keuze, die gemaakt moet worden om vertrouwen te herstellen en de samenleving rechtvaardig te maken.

Allereerst is het van belang te komen tot een definitie van de term ‘sociaal contract’. De definitie die ik hanteer komt voort uit het werk van Jean-Jacques Rousseau, die in 1762 het concept in zijn essay Het sociaal contract als een van de eersten beschreef. Hij legt uit hoe in een samenleving vrijheid alleen gegarandeerd kan worden door het opgeven van een deel van die vrijheid. Rousseau betoogt dat een sociaal contract gelijkheid tussen burgers tot stand brengt doordat burgers zich allemaal aan dezelfde voorwaarden conformeren en dezelfde rechten daarvoor terugkrijgen.

Als voorbeeld geeft hij de doodstraf die dan nog gegeven wordt in Frankrijk. Deze maatregel, legt hij uit, is beschikbaar om jou te beschermen tegen moordenaars. Tegenover deze bescherming staat dat jij accepteert dat als je zelf een moord zou plegen, je die maatregel dan tegen je gebruikt zou zien. We moeten dus allemaal iets opgeven, om uiteindelijk de bescherming te krijgen die we nodig hebben om vreedzaam samen te leven.

Voor Rousseau staat het gemeenschappelijk belang boven het individuele belang. Hij maakt onderscheid tussen de wil van allen, wat de som is van alle individuele verlangens, en de algemene wil. De algemene wil is uiteindelijk altijd het goede, zoals Rousseau schrijft: ‘het volk is nooit corrupt, maar het wordt vaak misleid; alleen dan lijkt het te willen wat slecht is’.

Kernelementen
Een sociaal contract heeft dus een aantal kernelementen. Het is een afspraak tussen burgers en geeft daarmee legitimatie aan een overheid. Het gaat uit van het algemene, publieke belang en burgers accepteren dat het algemene belang boven hun eigen belang komt te staan. En het contract zorgt ervoor dat we als burger de juiste bescherming krijgen van onze overheid.

Deze kernelementen zijn van onverminderd belang. Ik stel daarom dat we terug moeten naar deze kern, in plaats van ons te richten op vernieuwing. In de volgende alinea’s zal ik uitleggen wat dit voor mij betekent en waarom dit uiteindelijk neerkomt op het maken van andere politieke keuzes.

Een sociaal contract gaat over hoe de samenleving wordt ingericht en is daarmee per definitie politiek. De klassieke manier waarop ik het sociaal contract beschouw, is voor mij onlosmakelijk verbonden met een sociaal-democratie. Het idee van een overheid die echte bescherming biedt, is immers cruciaal in het sociaal-democratisch denken. Toch is dit idee ook bij sociaal-democraten de afgelopen decennia onvoldoende koersbepalend geweest.

Dit wordt goed zichtbaar in het recente werk van Michael Sandel. In The Tyranny of Merit zoekt hij naar een verklaring voor het steeds kleiner wordende vertrouwen in de overheid. Volgens hem is dit grotendeels te wijten aan de meritocratische manier van denken die gangbaar is geworden. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat succes het gevolg is van hard werken en dat kansengelijkheid genoeg is voor een eerlijke samenleving. Deze manier van denken is inmiddels te vinden bij politici aan de rechter- en linkerkant.

Sandel legt uit hoe juist deze laatste groep haar eigen rol hierin onvoldoende erkent. Ook linkse politici gingen mee in het denken dat je met de juiste inzet steeds vooruit kan gaan, dat toegang tot onderwijs genoeg was voor gelijke kansen. Hij noemt dat de tirannie van de verdienste: het idee dat succes (of falen) altijd aan jezelf te danken is, in plaats van aan je plek in de samenleving. Dit denken is onderdeel van de individualisering die ons sociaal contract onder druk zet. Immers, denken dat je alleen zelf verantwoordelijk bent voor je levensloop, leidt onvermijdelijk ook tot keuzes die het eigen belang boven het algemeen belang zetten.

Hoewel deze gedachten bij uitstek liberaal lijken, zijn ook sociaal-democraten gaan geloven in de kracht van het individu. Men raakte overtuigd dat concurrentie goed is en dat de markt taken van de overheid kan overnemen. Dat leidde in Nederland, mede onder PvdA-bewind, tot een terugtrekkende overheid, grootschalige privatisering van overheidsdiensten en het idee van de burger als consument.

De kern van ons sociaal contract staat daarom al veel langer onder druk. Al veel langer zien we de gevolgen van individualisering: we zijn gaan denken dat ons individuele belang centraal staat en dat we vooral op basis van individuele wensen onze regering moeten kiezen. Terwijl sociaal-democraten in Nederland gelukkig hun ideologische veren lijken te hebben teruggevonden, hebben we nog altijd een regering die keuzes die het publieke ten goede komen, uit de weg gaat.

Het in Den Haag heersende neoliberale gedachtegoed blijft ervan uitgaan dat de overheid haar invloed op de samenleving zoveel mogelijk moet beperken om zo individuele vrijheid te garanderen. De markt staat centraal en niet de mens. De gevolgen daarvan zijn zeer problematisch. Kijk naar de woningmarkt, waar weinig inmenging zorgt dat woningprijzen zo blijven stijgen dat wonen een voorrecht wordt in plaats van een recht. Of denk aan de lage belasting op bezit, die ervoor zorgt dat de rijken rijker worden van hun kapitaal, terwijl de werkenden nauwelijks kapitaal kunnen opbouwen. Daarnaast zijn arbeidsrelaties zo flexibel geworden dat inkomensonzekerheid de norm lijkt in plaats van de uitzondering. Mensen zijn kwetsbaar in het huidige systeem, terwijl ze een overheid nodig hebben die hen bescherming biedt.

Het ligt misschien voor de hand om die bescherming te zoeken in een nieuw contract. Om te pleiten voor een andere manier om onze democratie en samenleving in te richten, om zo de onrust en de onvrede tegen te gaan. Echter, het voornaamste probleem is dat we zijn afgedwaald van het sociaal contract. In het huidige systeem is van echte bescherming door de overheid geen sprake. Het algemeen belang staat niet meer centraal.

Nieuwe welvaartsverdeling
De verslechterde relatie tussen de overheid en burger is niet het gevolg van een gebrekkig sociaal contract, maar van politieke keuzes die leiden tot een steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk. Het feit dat in de jaren van economische voorspoed een grote groep er nauwelijks op vooruit is gegaan, zowel in economisch opzicht als in status in de maatschappij, is de echte oorzaak van onvrede.

Om het algemeen belang daadwerkelijk te dienen, moeten keuzes worden gemaakt die leiden tot een rechtvaardiger verdeling van de welvaart in ons land. Daarnaast moet kritisch gekeken worden naar hoe we weer gaan waarderen, hoe we tot welvaart komen en wie echt waarde toevoegt aan onze samenleving. Dat zijn niet de huisjesmelkers die slapend rijk worden van het vastgoed dat ze met goedkope leningen hebben gekocht. Het zijn de echte arbeiders en de mensen in het onderwijs en de zorg die meer respect en salaris verdienen.

Zoals David Goodhart laat zien in Head, Hand, Heart: Why Intelligence is Over-rewarded, Manual Workers Matter and Caregivers Deserve More Respect, zijn we de afgelopen decennia steeds meer waarde gaan hechten aan cognitieve vaardigheden. Mensen die met hun handen werken hebben hierdoor steeds meer het gevoel gekregen dat hun werk er niet toe doet. Mensen die cognitief sterk zijn, worden immers meer gewaardeerd. Denk alleen al aan de termen die aan het Nederlandse onderwijs gegeven worden: cognitieve vaardigheden worden vooral in theoretisch onderwijs gebruikt en mensen die dit onderwijs volgen worden veelal aangeduid als hoger opgeleiden.

Terwijl praktisch opgeleiden worden beschreven als lager opgeleid. Dit lijkt een hiërarchische relatie weer te geven en laat zien welke waarde er aan verschillende opleidingen en werk wordt gegeven. Dit leidt vervolgens vaak tot grote verschillen in inkomens, omdat praktische beroepen minder gewaardeerd worden, worden ze ook in financieel opzicht minder gewaardeerd.

De belofte van een nieuw sociaal contract leidt af van het feit dat we allang de middelen en mogelijkheden hebben om verandering te eisen. Elke vier jaar mogen we kiezen hoe we willen dat het sociaal contract wordt nageleefd, of het wordt nageleefd. De oplossing voor het probleem is dus niet vernieuwing, maar de bescherming opeisen die bij ons sociaal contract hoort.

Als we de sociale onrust willen verminderen, moeten we kiezen voor een overheid die de echte oorzaak van die onrust aanpakt. Onze huidige samenleving is niet rechtvaardig. Het systeem bevoordeelt de mensen die al veel hebben en degenen die zich inzetten voor anderen worden daar onvoldoende voor beloond. We moeten kritisch kijken naar hoe welvaart verdeeld wordt en ook naar hoe welvaart tot stand komt. We moeten ons afvragen of de denkbeelden die we normaal zijn gaan vinden, wel zo normaal zijn. Is het normaal dat cognitief sterke mensen meer verdienen? Is het normaal dat we succes zien als een individueel gegeven? En is het normaal dat we een overheid hebben die het belang van een rijke minderheid steeds stelt boven het algemeen belang?

Een Amsterdamse wethouder zei ooit dat we nooit normaal moeten gaan vinden wat niet normaal is. In dit essay heb ik willen laten zien dat veel van wat we vandaag de dag als een gegeven accepteren, niet normaal is. Dat het wijzen naar een vernieuwing van het sociaal contract afleidt van de echt belangrijke vragen die we onszelf moeten stellen. Vragen die ons zullen doen inzien dat het sociaal contract zelf niet hoeft te veranderen, maar wel de manier waarop dit contract wordt uitgevoerd en nageleefd.

Een sociaal contract is geen neutraal begrip. Het is de basis van hoe de samenleving wordt ingericht en dat is altijd politiek. De uitvoering van het sociaal contract is daarmee een politieke keuze. Omdat voor mij het sociaal contract in de kern gaat over het algemene belang laten prevaleren boven het individuele, zie ik dit contract als verbonden met klassiek sociaal-democratisch beleid. Alleen in een sociaal-democratie is de overheid sterk genoeg om echte bescherming te bieden aan burgers, alleen in een sociaal-democratie staat het publieke boven het individuele.

Een nieuw sociaal contract is daarom een valse belofte. De werkelijke belofte moet gaan over bescherming. Over een rechtvaardige verdeling van welvaart, over een eerlijke manier van de samenleving inrichten. Wat we daarom nodig hebben om de relatie tussen overheid en burger te herstellen is niet een nieuw sociaal contract, maar een sociaal-democratisch contract

Lees ook de andere genomineerde essays voor de Banningprijs 2022
Barend Wind - Sociaal-democraat, hou je oog op de bal
Kristian Bakker - De samenleving als sociaal contract: van verhulling naar onthulling
Rimmert Riedstra - De spiegel van de samenleving

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.

S&D bestaat sinds 1939 en verschijnt zes keer per jaar. Oude nummer kunt u doorzoeken via het register (1939-2023) of op thema. De redactie bestaat uit: Paul de Beer, Nik de Boer, Meike Bokhorst, Wimar Bolhuis, Josette Daemen, Patricia Dinkela [eindredactie], Janneke Holman [eindredactie], Tim 'S Jongers, Ruud Koole, Marijke Linthorst, Annemarieke Nierop [hoofdredactie], Arjan Reurink en Bram van Welie.

S&D wordt uitgegeven door Van Gennep. Een los nummer kost € 17,50, en jaarabonnementen (vol tarief) € 84,50 (te bestellen via: info@vangennep-boeken.nl).

Een online abonnement kost € 2 per maand. U kunt zelf een account hiervoor aanmaken onder mijn S&D, of stuur een e-mail naar send@wbs.nl.

Oude nummers kunt u downloaden vanaf de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. Voor een overzicht van auteurs per nummer, raadpleegt u het register van S&D (1939-2023)

Inzenden kopij

De redactie van S&D verwelkomt kopij. Artikelen kunnen worden gemaild naar send@wbs.nl. Artikelen aanleveren in Word, bronvermelding in eindnoten (apa). Richtlijn aantal woorden: 2000-2500. Idealiter vormen artikelen in S&D een mix van wetenschap, politiek en essay. De redactie van S&D beslist over plaatsing van binnengekomen kopij. Ze beoordeelt daarbij op basis van de volgende criteria:
- een heldere opbouw en schrijfstijl (geen jargon) en duidelijke vraagstelling
- een goede onderbouwing van standpunten met argumenten, weging van de tegenargumenten en bronvermelding
- vernieuwing van de gedachtevorming binnen de sociaal-democratie
- toegevoegde waarde t.o.v. bestaande inzichten/onderzoeken
- politieke relevantie

Redactie

Redactieadres: Wiardi Beckman Stichting
Emmapark 12, 2595 ET Den Haag
Telefoon [070] 262 97 20
send@wbs.nl

Uitgever: Uitgeverij Van Gennep
Nieuwpoortkade 2a
1055 RX Amsterdam
info@vangennep-boeken.nl

Documenten